ECLI:NL:RVS:2017:2283
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om opvang en verstrekkingen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van twee vreemdelingen, die samen met hun minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had deze aanvragen op 5 juli 2017 niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 27 juli 2017 de beroepen ongegrond verklaarde. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen gekeken naar de eerdere uitspraak van de Afdeling van 20 december 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:3350) en heeft geoordeeld dat het verzoek van de vreemdelingen voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 495,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het bieden van bescherming aan vreemdelingen die in afwachting zijn van een beslissing op hun hoger beroep, en de verplichting van de staatssecretaris om zorg te dragen voor de opvang en verstrekkingen aan deze vreemdelingen.