ECLI:NL:RVS:2017:2158
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- H.G. Lubberdink
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Op 12 januari 2017 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De rechtbank heeft op 2 juni 2017 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moet nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben zowel de staatssecretaris als de vreemdeling hoger beroep ingesteld. De vreemdeling heeft zijn standpunten schriftelijk uiteengezet. In het hoger beroep van de vreemdeling heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de aangevoerde argumenten niet leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak, omdat deze geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. Het hoger beroep van de vreemdeling is daarom kennelijk ongegrond verklaard.
In het hoger beroep van de staatssecretaris heeft de Afdeling geoordeeld dat de vragen over de toegang tot en voorwaarden voor langduriger verblijf in Bagdad reeds eerder zijn beantwoord in een andere uitspraak. Hieruit volgt dat het hoger beroep van de staatssecretaris kennelijk gegrond is. De eerdere uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling is ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 augustus 2017.