ECLI:NL:RVS:2017:2158

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
201704959/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Op 12 januari 2017 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De rechtbank heeft op 2 juni 2017 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moet nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.

Tegen deze uitspraak hebben zowel de staatssecretaris als de vreemdeling hoger beroep ingesteld. De vreemdeling heeft zijn standpunten schriftelijk uiteengezet. In het hoger beroep van de vreemdeling heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de aangevoerde argumenten niet leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak, omdat deze geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. Het hoger beroep van de vreemdeling is daarom kennelijk ongegrond verklaard.

In het hoger beroep van de staatssecretaris heeft de Afdeling geoordeeld dat de vragen over de toegang tot en voorwaarden voor langduriger verblijf in Bagdad reeds eerder zijn beantwoord in een andere uitspraak. Hieruit volgt dat het hoger beroep van de staatssecretaris kennelijk gegrond is. De eerdere uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling is ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 augustus 2017.

Uitspraak

201704959/1/V2
Datum uitspraak: 8 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:
1.    de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
2.    [de vreemdeling],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 2 juni 2017 in zaak nr. 17/2831 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 12 januari 2017 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 2 juni 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak hebben de staatssecretaris en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.M.A. Breuls, advocaat te Nieuw-Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
In het hoger beroep van de vreemdeling
1.    Hetgeen de vreemdeling in zijn hogerberoepschrift heeft aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.    Het hoger beroep van de vreemdeling is kennelijk ongegrond.
In het hoger beroep van de staatssecretaris
3.    De in het hogerberoepschrift van de staatssecretaris opgeworpen vragen over de toegang tot en voorwaarden voor langduriger verblijf in de stad Bagdad en of redelijkerwijs van de vreemdeling kan worden verwacht dat hij zich daar vestigt, heeft de Afdeling bij uitspraak van 3 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1744, beantwoord.
4.    Hieruit volgt dat het hoger beroep van de staatssecretaris kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en, omdat er geen beroepsgronden meer zijn die bespreking behoeven, het beroep ongegrond verklaard.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep van de vreemdeling ongegrond;
II.    verklaart het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie gegrond;
III.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 2 juni 2017 in zaak nr. 17/2831;
IV.    verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Van de Sluis
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2017
802.