201600065/2/A3.
Datum uitspraak: 2 augustus 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de korpschef van politie,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 11 januari 2017 in zaak nr. ECLI:NL:RVS:2017:59, heeft de Afdeling de korpschef opgedragen om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit aan de Afdeling en aan [appellant] te zenden. Deze tussenuitspraak is aangehecht. Bij besluit van 21 februari 2017 heeft de korpschef het besluit van 29 december 2015 gewijzigd door één document met de tekst: "Informatie t.b.v. zienswijze naam klager" en de namen van de secretaris van de klachtencommissie en de klachtencoördinator alsnog openbaar te maken.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellant] op 6 maart 2017 een zienswijze ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Afdeling bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Gelet op hetgeen onder 12.1. en 13. is overwogen in de tussenuitspraak, is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 29 december 2015 gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd voor zover daarin het verzoek om openbaarmaking van de dvd is afgewezen, voor zover daarin niet is beslist op het verzoek met betrekking tot de documenten die herkenbaar zijn aan de tekst: "Informatie t.b.v. zienswijze naam klager" en voor zover daarin is besloten tot het onleesbaar maken van de namen van de secretaris van de klachtencommissie en de klachtencoördinator. Gelet op hetgeen de Afdeling in de tussenuitspraak onder 12.2. heeft overwogen, zal zij bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven voor zover daarbij het verzoek om openbaarmaking van de dvd is afgewezen.
2. Gevolg gevend aan de tussenuitspraak heeft de korpschef op 21 februari 2017 een nieuw besluit genomen. Daarbij heeft hij één document met de tekst: "Informatie t.b.v. zienswijze naam klager" openbaar gemaakt met uitzondering van de namen van de beklaagde politieambtenaren. Dit document is opgesteld door de klachtencoördinator. Meer of andere zodanige documenten zijn er niet volgens de korpschef. Ten aanzien van de documenten waar in nummer 7 van het oorspronkelijke verzoek om was verzocht heeft de korpschef de namen van de secretaris van de klachtencommissie en de klachtencoördinator openbaar gemaakt.
3. [appellant] betoogt dat er meer documenten moeten zijn dan het ene openbaar gemaakte document met de tekst: "Informatie t.b.v. zienswijze naam klager". Daartoe voert hij aan dat er twee klachtdossiers waren van twee verschillende klagers en het zeer eigenaardig is dat de klachtencoördinator slechts voor één klachtendossier een gespecificeerd document met instructies zou hebben opgesteld.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3429), is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. Naar aanleiding van de tussenuitspraak, waarin de Afdeling oordeelde dat de korpschef ten onrechte niet heeft beslist op het verzoek van [appellant] met betrekking tot de documenten die herkenbaar zijn aan de tekst: "Informatie t.b.v. zienswijze naam klager", heeft de korpschef gezocht naar stukken die zijn opgesteld door de klachtencoördinator met instructies aan een politieambtenaar over wie een klacht is binnengekomen. Hij heeft evenwel maar één document aangetroffen en uitdrukkelijk in het besluit van 21 februari 2017 vermeld dat hij niet beschikt over meer of andere zodanige documenten. Gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 5.2. van de tussenuitspraak en de specifieke en beperkte opdracht die de Afdeling de korpschef in de tussenuitspraak heeft gegeven, komt deze mededeling de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat meer documenten met de tekst: "Informatie t.b.v. zienswijze naam klager" in dit dossier onder de korpschef berusten.
Het betoog faalt.
4. Voor zover [appellant] betoogt dat de korpschef in het document ‘Advies van de klachtencommissie aan de korpsbeheerder’ van 29 juni 2012 en het document van 18 oktober 2012 met kenmerk 09.0017/K12.00423 ten onrechte de naam van een klager heeft verstrekt, overweegt de Afdeling als volgt. Zowel in het besluit van 24 maart 2015 als dat van
29 december 2015 heeft de korpschef met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wet openbaarheid van bestuur de namen van klagers geweigerd openbaar te maken. Deze weigering is in deze procedure geen onderwerp van geding geweest. In de stukken zoals die destijds zijn verstrekt bij voormelde besluiten, zijn de namen van de klagers weggelakt. In de door [appellant] aangehaalde stukken zoals die zijn verstrekt bij het besluit van 21 februari 2017 heeft de korpschef abusievelijk tweemaal de naam van een klager niet weggelakt. Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van het besluit van 21 februari 2017 omdat de korpschef in dit besluit deze informatie niet openbaar heeft gemaakt voor een ieder. In het besluit is uitdrukkelijk vermeld dat hij het besluit van 29 december 2015 voor het overige handhaaft en daarmee dus ook de weigering de namen van klagers openbaar te maken. De verstrekking, die in overeenstemming dient te zijn met het besluit, is een feitelijke handeling.
Het betoog faalt.
5. Het beroep van [appellant] is ongegrond.
6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de korpschef van politie van 29 december 2015, kenmerk WOB,15.004/W15-068, gegrond;
II. vernietigt dat besluit voor zover daarin het verzoek om openbaarmaking van de dvd is afgewezen, voor zover daarin niet is beslist op het verzoek met betrekking tot de documenten die herkenbaar zijn aan de tekst: "Informatie t.b.v. zienswijze naam klager" en voor zover daarin is besloten tot het onleesbaar maken van de namen van de secretaris van de klachtencommissie en de klachtencoördinator;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven voor zover daarbij het verzoek om openbaarmaking van de dvd is afgewezen;
IV. verklaart het beroep tegen het besluit van de korpschef van politie van 21 februari 2017, kenmerk WOB.15.004/W17-003, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.
w.g. Slump
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2017
805.