ECLI:NL:RVS:2017:1844

Raad van State

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
201603792/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderopvangtoeslag en terugvordering door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 april 2016, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2010, die door de Belastingdienst/Toeslagen op € 7.380,00 werd vastgesteld, met een terugvordering van € 181,00. De Belastingdienst/Toeslagen had het gezamenlijke toetsingsinkomen vastgesteld op € 58.927,00, terwijl [appellant] een geschat inkomen van € 53.000,00 had opgegeven, wat leidde tot de conclusie dat hij te veel kinderopvangtoeslag had ontvangen.

De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat hij de kosten van kinderopvang via [gastouderbureau] volledig had betaald. [appellant] betoogde echter dat de jaaropgave van [gastouderbureau] onjuist was, omdat kortingen die op de facturen stonden niet in de jaaropgave waren verwerkt. Hij stelde dat de Belastingdienst/Toeslagen ten onrechte had geoordeeld dat hij geen recht had op kinderopvangtoeslag voor de gastouderopvang.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 22 september 2015 is vernietigd voor zover het betreft de kinderopvangtoeslag voor 2010. De Belastingdienst/Toeslagen moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant].

Uitspraak

201603792/1/A2.
Datum uitspraak: 12 juli 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 april 2016 in zaak nr. 15/7885 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 4 augustus 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellant] voor het jaar 2010 definitief vastgesteld op € 7.380,00 en een bedrag van € 181,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 22 september 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 april 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.J.J. Oostdam en vergezeld door [gemachtigde], en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] heeft in 2010 voor zijn twee kinderen gebruik gemaakt van verschillende vormen van kinderopvang. Daarvoor heeft hij kinderopvangtoeslag aangevraagd en die toeslag in de vorm van voorschotten ontvangen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het voorschot kinderopvangtoeslag over 2010 meerdere malen herzien en uiteindelijk vastgesteld op € 7.561,00. [appellant] heeft over het voorschot geprocedeerd en in de uitspraak van 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1060, heeft de Afdeling overwogen dat, voor zover het gaat om opvang die heeft plaatsgevonden door tussenkomst van [gastouderbureau], de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2010 de kosten van kinderopvang heeft betaald. Bij het besluit van 4 augustus 2015, zoals gehandhaafd bij het besluit van 22 september 2015, heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2010 vervolgens definitief berekend en vastgesteld op € 7.380,00. Daaraan heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat het gezamenlijke toetsingsinkomen is vastgesteld op € 58.927,00, terwijl [appellant] een geschat inkomen van € 53.000,00 aan de Belastingdienst/Toeslagen heeft opgegeven. Daardoor heeft hij te veel kinderopvangtoeslag ontvangen.
De rechtbank
2.    In beroep bij de rechtbank spitste het geschil zich toe op de vraag of [appellant] recht heeft op kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang die in 2010 via [gastouderbureau] is afgenomen. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 26 maart 2014, geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2010 de kosten van kinderopvang via [gastouderbureau] volledig heeft betaald. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het betaalde bedrag dat uit de bankafschriften blijkt lager is dan het bedrag van € 9.120,00 dat [appellant] blijkens de jaaropgave van [gastouderbureau] aan kosten van kinderopvang heeft gehad. Het verschil vloeit voort uit een door het gastouderbureau maandelijks toegepaste korting op de bemiddelingskosten die wel op de facturen is vermeld, maar niet in de jaaropgave is meegenomen. [appellant] heeft geen passende verklaring kunnen geven voor deze korting, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
3.    [appellant] is het niet eens met dit oordeel van de rechtbank. Hij betoogt dat de verklaring voor het verschil tussen de betaalde factuurbedragen en de jaaropgave is gelegen in de omstandigheid dat de directie van [gastouderbureau] in oktober 2010 uit haar functie is ontheven en geen adequate dossieroverdracht heeft plaatsgevonden, waardoor de nieuwe bestuurder een onjuiste jaaropgave heeft opgemaakt. Kortingen die wel op de facturen vermeld worden zijn niet in de jaaropgave verwerkt. Hij heeft zich dit niet gerealiseerd en hoefde dit ook niet, omdat [gastouderbureau] een geaccrediteerd gastouderbureau was en de overheid bij het gastouderbureau had ingegrepen. Toen de onjuistheid van de jaaropgave bleek, kon deze niet meer worden hersteld, omdat de administratieve organisatie die voor de afhandeling van de zaken van het gastouderbureau was ingesteld inmiddels was opgeheven. Nu hij wel alle kosten van de maandfacturen heeft betaald, zou de kinderopvangtoeslag voor de gastouderopvang die in 2010 via [gastouderbureau] is afgenomen moeten worden vastgesteld op het totaalbedrag van de maandfacturen, aldus [appellant].
3.1.    De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 21 juni 2011 een verzoek om informatie aan [appellant] verzonden. In dat informatieverzoek, dat specifiek is gestuurd naar klanten van [gastouderbureau] naar aanleiding van onregelmatigheden die bij dat gastouderbureau waren geconstateerd, heeft de Belastingdienst/Toeslagen [appellant] verzocht een kopie van elk contract op te sturen dat hij heeft afgesloten met [gastouderbureau]. Voorts heeft de Belastingdienst/Toeslagen [appellant] verzocht om kopieën van bankafschriften waaruit blijkt dat hij de gehele opvangperiode kosten heeft gemaakt voor kinderopvang.
In antwoord op dit informatieverzoek heeft [appellant] bij brief van 4 juli 2011 rekeningoverzichten van zijn bank overgelegd waaruit volgt dat hij in 2010 € 8.436,00 aan kosten van gastouderopvang via [gastouderbureau] heeft gemaakt. Met het overleggen van deze overzichten heeft [appellant] dit bedrag aan opvangkosten gesteld en heeft hij aangetoond dit bedrag te hebben betaald. Dat [appellant] in reactie op het informatieverzoek van 21 juni 2011 eveneens een jaaropgave 2010 van [gastouderbureau] heeft overgelegd waarop een hoger bedrag aan kosten van gastouderopvang is vermeld, betekent niet dat hij in weerwil van de door de Belastingdienst/Toeslagen gevraagde en door [appellant] overgelegde rekeningoverzichten van zijn bank dat hogere bedrag aan gemaakte kosten heeft gesteld. Dat de Belastingdienst/Toeslagen kort daarna in een standaard informatieverzoek om een jaaropgave heeft gevraagd, die [appellant] nogmaals heeft overgelegd, maakt niet zonder meer dat [appellant] meer heeft willen claimen dan de werkelijke kosten zoals die blijken uit de eerder desgevraagd overgelegde rekeningoverzichten van zijn bank. Hierbij is van belang dat de bedragen op die overzichten overeenkomen met de bedragen op de op een later moment in de procedure bij de Belastingdienst/Toeslagen overgelegde maandfacturen, terwijl het bedrag op de jaaropgave daar juist van afwijkt. [appellant] heeft, onder verwijzing naar de vermelding op die facturen, afdoende uiteengezet dat hij maandelijks een korting heeft gekregen die niet in de jaaropgave is verwerkt. Nu het volgens de maandfacturen verschuldigde bedrag daadwerkelijk is betaald, is niet meer van belang waarom het gastouderbureau de korting heeft gegeven.
Gelet op het voorgaande had de Belastingdienst/Toeslagen in dit geval voor de bepaling van de kosten van gastouderopvang via [gastouderbureau] over 2010 uit dienen te gaan van het totaalbedrag aan kosten van € 8.436,00. Met het overleggen van de rekeningoverzichten van zijn bank heeft [appellant] aangetoond die kosten te hebben betaald. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich derhalve ten onrechte op het standpunt gesteld dat [appellant] geen recht heeft op kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang die in 2010 via [gastouderbureau] is afgenomen.
Het betoog slaagt.
Conclusie
4.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 22 september 2015 van de Belastingdienst/Toeslagen alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover over 2010 voor de gastouderopvang via [gastouderbureau] geen kinderopvangtoeslag is toegekend. De Afdeling heeft onvoldoende gegevens om zelf in de zaak te voorzien. De Belastingdienst/Toeslagen dient daarom een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
5.    De Belastingdienst/Toeslagen dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 april 2016 in zaak nr. 15/7885;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 22 september 2015, kenmerk BOB 6 BT12, voor zover over 2010 voor de gastouderopvang via [gastouderbureau] geen kinderopvangtoeslag is toegekend;
V.    draagt de Belastingdienst/Toeslagen op om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen;
VI.    bepaalt dat tegen het door de Belastingdienst/Toeslagen te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII.    veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.980,00 (zegge: negentienhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII.    gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 296,00 (zegge: tweehonderdzesennegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Borman    w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer    griffier    Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2017
18-809.