ECLI:NL:RVS:2017:1738
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met inreisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 juni 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 23 januari 2017 was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag had op 11 mei 2017 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat hij opvang en verstrekkingen zou ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen risico was voor de vreemdeling bij terugkeer, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Hierdoor was er geen 'arguable claim' aanwezig, en er waren geen andere omstandigheden die aanleiding gaven om de gevraagde voorziening toe te wijzen. Het verzoek werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen.
De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek af. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 juni 2017.