ECLI:NL:RVS:2017:1673
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet-ontvankelijk verklaring van verblijfsvergunning aanvragen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. De zaak betreft vreemdelingen die aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben ingediend, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 28 maart 2017 niet-ontvankelijk zijn verklaard. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 8 mei 2017 de beroepen ongegrond heeft verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet totdat op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de omstandigheden van de zaak en eerdere uitspraken, het verzoek om een voorlopige voorziening toewijsbaar is. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek, tot een bedrag van € 495,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de noodzaak om hen te beschermen tegen uitzetting tijdens het hoger beroep.