ECLI:NL:RVS:2017:1457
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting
In deze zaak heeft de vreemdeling een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 10 februari 2017 het beroep van de vreemdeling ongegrond had verklaard. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, welke aanvraag op 6 oktober 2016 was afgewezen. De staatssecretaris verklaarde ook het bezwaar van de vreemdeling ongegrond bij besluit van 14 november 2016.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen. Tevens vroeg hij om opvang en verstrekkingen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter overwoog dat er niet op voorhand aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zou blijven, en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom voor toewijzing in aanmerking kwam.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens beslist dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist. Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 495,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak werd openbaar gedaan op 31 mei 2017.