ECLI:NL:RVS:2017:1407
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 28 maart 2017 de aanvraag van de vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling A, vreemdeling B en vreemdeling C, afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, heeft op 26 april 2017 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij worden uitgezet of dat de verstrekkingen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden beëindigd tijdens de behandeling van het hoger beroep.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 mei 2017 uitspraak gedaan. De rechter overweegt dat, gezien de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Daarom komt het verzoek om een voorlopige voorziening voor toewijzing in aanmerking. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 495,00, te wijten aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. O. van Loon, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2017.