ECLI:NL:RVS:2017:1404
Raad van State
- Hoger beroep
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot inreisverbod en verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 mei 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 28 maart 2017 was afgewezen. Tevens was er een inreisverbod tegen haar uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag had op 4 mei 2017 het beroep van de vreemdeling gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het inreisverbod bleef in stand. Zowel de vreemdeling als de staatssecretaris hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat er niet op voorhand aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zou blijven. Daarom werd het verzoek van de vreemdeling toegewezen. De staatssecretaris werd ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 495,00, dat geheel toe te rekenen was aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in asielprocedures. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris opgedragen om de vreemdeling opvang en verstrekkingen te bieden totdat er een beslissing op het hoger beroep is genomen.