ECLI:NL:RVS:2017:1049
Raad van State
- Hoger beroep
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 24 november 2016 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 14 juni 2016 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het besluit van de staatssecretaris een motiveringsgebrek bevatte, maar besloot dit gebrek te passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de eerste grief van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak kan leiden, omdat deze geen vragen oproept die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven. Echter, in de tweede grief heeft de vreemdeling terecht aangevoerd dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep.
De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank uitspraak wordt voor het overige bevestigd. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van € 1.488,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 13 april 2017.