ECLI:NL:RVS:2017:1049

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
201609662/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.B.M. Hent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 24 november 2016 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 14 juni 2016 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het besluit van de staatssecretaris een motiveringsgebrek bevatte, maar besloot dit gebrek te passeren op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de eerste grief van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak kan leiden, omdat deze geen vragen oproept die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven. Echter, in de tweede grief heeft de vreemdeling terecht aangevoerd dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep.

De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank uitspraak wordt voor het overige bevestigd. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van € 1.488,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 13 april 2017.

Uitspraak

201609662/1/V2.
Datum uitspraak: 13 april 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 24 november 2016 in zaak nr. 16/15108 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 14 juni 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 24 november 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Hetgeen in de eerste grief is aangevoerd, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat het besluit een motiveringsgebrek bevat, maar dat zij dit gebrek krachtens artikel 6:22 van de Awb zal passeren.
Gelet op de aard van het aldus door de rechtbank gepasseerde gebrek, klaagt de vreemdeling in grief 2 terecht dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte niet tot vergoeding van de bij hem in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten heeft veroordeeld.
De grief slaagt.
3.    Het hoger beroep van de vreemdeling is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, voor zover de rechtbank heeft nagelaten de staatssecretaris tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten te veroordelen. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd.
4.    De staatssecretaris moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 24 november 2016 in zaak nr. 16/15108, voor zover de rechtbank heeft nagelaten de staatssecretaris tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten te veroordelen;
III.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
IV.    veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.488,00 (zegge: veertienhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier.
w.g. Hent    w.g. Engelhart
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2017
643.