ECLI:NL:RVS:2016:952

Raad van State

Datum uitspraak
31 maart 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
201507960/2/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor inrichting aan de Industrieweg te Loosdrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 maart 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren, dat in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 8 september 2015 het besluit van het college van 15 januari 2014, waarin een omgevingsvergunning gedeeltelijk was verleend en gedeeltelijk geweigerd, vernietigd. Het college was verplicht om binnen zes maanden na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de wederpartij, die een omgevingsvergunning had aangevraagd voor het veranderen van de inrichting aan de Industrieweg 22 te Loosdrecht.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen. Het college had aangevoerd dat het nemen van een nieuw besluit veel tijd in beslag zou nemen en dat het procesbelang bij de beoordeling van het hoger beroep verloren zou gaan. Echter, de voorzieningenrechter stelde vast dat rechterlijke uitspraken moeten worden uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank. De termijn van zes maanden werd als redelijk beschouwd en het belang van een efficiënte geschillenbeslechting vereiste dat het college een nieuw besluit nam.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de wederpartij, die op € 496,00 werd vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van het uitvoeren van rechterlijke uitspraken en de noodzaak om efficiënt om te gaan met geschillen in het bestuursrecht.

Uitspraak

201507960/2/A4.
Datum uitspraak: 31 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 8 september 2015 in zaak nr. 14/940 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 15 januari 2014 heeft het college de door [wederpartij] gevraagde omgevingsvergunning voor het veranderen van de inrichting aan de [locatie] te Loosdrecht gedeeltelijk verleend en gedeeltelijk geweigerd.
Bij uitspraak van 8 september 2015 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 januari 2014 vernietigd en het college opgedragen om binnen zes maanden na de dag van verzending van de uitspraak (15 september 2015) een nieuwe beslissing op de aanvraag van [wederpartij] van 7 juni 2013 te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak en de tussenuitspraak van 2 juli 2015 is overwogen.
Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak van 2 juli 2015 heeft onder meer het college hoger beroep ingesteld.
Het college heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 maart 2016, waar het college, vertegenwoordigd door mr. C.A.I. Eringfeld en R.A.M. Jehee, beiden werkzaam bij de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op de ingestelde hoger beroepen geen uitvoering hoeft te geven aan de aangevallen uitspraak door een nieuw besluit op de aanvraag van [wederpartij] van 7 juni 2013 te nemen. Het college voert aan dat het nemen van dit besluit ertoe zal leiden dat zijn procesbelang bij beoordeling van zijn hoger beroep verloren gaat. Verder voert het college aan dat het nemen van een nieuw besluit veel tijd in beslag neemt. Het college acht het uit een oogpunt van efficiënte en finale geschilbeslechting wenselijk dat het in het nieuw te nemen besluit rekening zal kunnen houden met overwegingen van de Afdeling met betrekking tot de door [wederpartij] tegen de aangevallen uitspraak ingebrachte hogerberoepsgronden.
3. Uitgangspunt is dat rechterlijke uitspraken moeten worden uitgevoerd. Hetgeen het college naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding daar in dit geval anders over te oordelen, nu niet aannemelijk is dat uitvoering van de aangevallen uitspraak tot gevolgen zal leiden die niet ongedaan kunnen worden gemaakt, indien de uitspraak in hoger beroep niet wordt bevestigd. Verder bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat de door de rechtbank gestelde termijn van zes maanden redelijkerwijs te kort was om een nieuw besluit te kunnen nemen. Daarnaast is het belang van een efficiënte en finale geschillenbeslechting gediend met het nemen van een besluit ter uitvoering van de uitspraak, aangezien dit besluit met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht door de Afdeling kan worden meegenomen bij de beoordeling van het door [wederpartij] ingestelde hoger beroep. Voor zover het college bij het nemen van het nieuwe besluit met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank genoodzaakt is af te wijken van zijn eigen standpunt, zoals onder meer uiteengezet in zijn hoger beroepschrift, wordt dat nieuwe besluit genomen onder behoud van het standpunt van het college in de bodemprocedure in hoger beroep. Anders dan het college meent, leidt het nemen van een nieuw besluit er dus niet toe dat het belang van het college bij een beoordeling van zijn hoger beroep vervalt.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Wijdemeren tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Van der Zijpp
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2016
262-727.