ECLI:NL:RVS:2016:814

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
23 maart 2016
Zaaknummer
201506456/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • A.B.M. Hent
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en beoordeling van vestigingsalternatief in Sierra Leone

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 16 juli 2015 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaarde. De staatssecretaris had eerder, op 19 februari 2015, deze aanvraag afgewezen. De vreemdeling, die afkomstig is uit Sierra Leone, heeft aangevoerd dat zij door het Bondo-genootschap werd gedwongen om vrouwen te besnijden en dat zij bij terugkeer in haar dorp een reëel risico loopt op represailles. De staatssecretaris heeft in zijn hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de vreemdeling een vestigingsalternatief heeft in Sierra Leone. Hij verwijst naar een artikel van Amnesty International dat stelt dat de invloed van het Bondo-genootschap in de regio is afgenomen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de argumenten van de staatssecretaris overwogen en geconcludeerd dat de rechtbank inderdaad ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat er een vestigingsalternatief was. De Afdeling oordeelt dat de vreemdeling, gezien de verbeterde situatie met betrekking tot vrouwenbesnijdenis in Sierra Leone, zich kan onttrekken aan het Bondo-genootschap door zich in een veilig gebied te vestigen. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de vreemdeling wordt ongegrond verklaard. De beslissing van de Afdeling is genomen op 16 maart 2016.

Uitspraak

201506456/1/V1.
Datum uitspraak: 16 maart 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 16 juli 2015 in zaak nr. 15/3671 in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarig kind,
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2015 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen opnieuw afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 16 juli 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M. Walls, advocaat te Prinsenbeek, heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De staatssecretaris heeft geloofwaardig geacht dat de vreemdeling Sierra Leone heeft verlaten omdat zij door het Bondo-genootschap, waartoe zij behoort, werd gedwongen om, als zogenaamde 'soweh', vrouwen te besnijden (female genital mutilation; hierna: FGM) en dat zij bij terugkeer naar haar dorp in Sierra Leone bij weigering om besnijdenissen te verrichten een reëel risico loopt op represailles van dat genootschap en aldus op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. In geschil is of de vreemdeling een vestigingsalternatief heeft in Sierra Leone.
2. In de enige grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij, door te wijzen op het artikel 'Communities in Sierra Leone turn their backs on FGM' van Amnesty International van 22 juli 2014 (hierna: het artikel van Amnesty) niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de vreemdeling een vestigingsalternatief in Sierra Leone heeft. Volgens de staatssecretaris volgt uit het artikel van Amnesty dat de macht en invloed van het Bondo-genootschap in Masungbala zijn afgenomen en kan de vreemdeling, door zich in Masungbala te vestigen, zich aan dat genootschap onttrekken.
2.1. Het artikel van Amnesty vermeldt:
"After days of discussions and negotiations in the context of a series of workshops run by Amnesty International and local organizations in August 2011, the community signed a Memorandum of Understanding that bans female genital mutilation for girls under 18 years of age. The memorandum also establishes that any woman over that age has to give her consent before the procedure takes place. Approximately 600 girls were saved from mutilation in the Masungbala Chiefdom within a month of the Memorandum of Understanding being signed. The experience of the workshops was so positive that local activists say hundreds of communities across the country have since followed suit and also banned the harmful practice. […]'Only a few months ago, the leaders told me that the change of practice has now been fully accepted and that attention has now moved onto educating girls', said Arun. The reason the agreements are working, Arun says, is because most community members are committed to them as a result of a process of dialogue initiated by the workshops […]."
2.2. Gelet op voormelde passages van het artikel van Amnesty heeft de staatssecretaris zich in het besluit van 19 februari 2015 terecht op het standpunt gesteld dat daaruit volgt dat de situatie met betrekking tot gedwongen vrouwenbesnijdenis is verbeterd en dat deze praktijk in Masungbala is afgenomen. Nu niet in geschil is dat vrouwenbesnijdenis een van de belangrijkste kenmerken is van de inwijdingen in het Bondo-genootschap, heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat deze ontwikkelingen erop duiden dat de macht en invloed van het Bondo-genootschap in Masungbala aanzienlijk zijn afgenomen en dat de vreemdeling zich aan dat genootschap kan onttrekken door zich daar te vestigen. De staatssecretaris heeft zich in dat verband voorts terecht op het standpunt gesteld dat het artikel van Amnesty past in het beeld zoals dat met name uit het algemeen ambtsbericht inzake Sierra Leone van mei 2011 van de minister van Buitenlandse Zaken naar voren komt en dat een voorzichtige maar onmiskenbaar positieve ontwikkeling laat zien. In dat ambtsbericht is immers in paragraaf 3.4.2.5 vermeld dat diverse bronnen een afname van FGM hebben geconstateerd. Het artikel van Amnesty bevestigt de in het ambtsbericht geschetste ontwikkeling. De verwijzing door de vreemdeling naar het proefschrift van O.T. Bosire en de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 augustus 2012 in zaak nr. 11/20054 (ECLI:NL:RBSGR:2012:BX5822) doet daaraan niet af. De staatssecretaris heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat de vreemdeling geen contact meer heeft met haar in Sierra Leone wonende echtgenoot en dat zij een volwassen vrouw is, die zich in het verleden staande heeft kunnen houden als verkoopster van groenten en dat niet valt in te zien waarom de vreemdeling niet op deze wijze in een veilig vestigingsgebied zelfstandig in haar levensonderhoud en dat van haar kind zou kunnen voorzien.
2.3. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat de vreemdeling een vestigingsalternatief heeft in Sierra Leone.
De grief slaagt.
3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 19 februari 2015 van de staatssecretaris alsnog ongegrond verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 16 juli 2015 in zaak nr. 15/3671;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Willems
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2016
412-766.