ECLI:NL:RVS:2016:3521
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvragen verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 7 november 2016. De vreemdelingen hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 10 oktober 2016 niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank verklaarde de beroepen van de vreemdelingen ongegrond, waarna zij hoger beroep instelden.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 9 december 2016 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 14 november 2016, maar het hogerberoepschrift is pas op 15 november 2016 bij de Raad van State ingekomen. De vreemdelingen hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat zij in verzuim zijn geweest.
De Raad van State heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 december 2016, en de beslissing is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.