ECLI:NL:RVS:2016:3518
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunningen asiel en inreisverboden voor vreemdelingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vreemdelingen A, B en C tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 27 september 2016. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 22 januari 2016 besluiten genomen om de aan de vreemdelingen verleende verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd in te trekken, hen op te dragen Nederland onmiddellijk te verlaten en inreisverboden tegen hen uit te vaardigen. De rechtbank verklaarde de beroepen van de vreemdelingen ongegrond, waarop zij hoger beroep instelden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende zijn om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De aangevoerde gronden voldoen niet aan de eisen van artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000 en roepen geen vragen op die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Daarom heeft de Raad van State besloten om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De beslissing werd genomen door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 25 november 2016. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.