ECLI:NL:RVS:2016:3438

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
201608999/1/V1 en 201608999/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen inreisverbod van vreemdeling door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 4 november 2016. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep dat de vreemdeling had ingesteld tegen een inreisverbod dat op 5 juli 2016 door de staatssecretaris was uitgevaardigd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.C. Gelok, heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 december 2016 uitspraak gedaan. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde kwam, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 15 december 2016. De voorzieningenrechter oordeelde dat de grief van de staatssecretaris niet kon leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling tot een bedrag van € 496,00, en er werd een griffierecht van € 503,00 opgelegd aan de staatssecretaris.

Uitspraak

201608999/1/V1 en 201608999/2/V1.
Datum uitspraak: 22 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vreemdelingenwet 2000, op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 4 november 2016 in zaak nr. 16/16864 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2016 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 4 november 2016 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Voorts heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.C. Gelok, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De in het hogerberoepschrift opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling eerder (bij uitspraak van 15 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3349) beantwoord. Uit de overwegingen van die uitspraak, waarbij de voorzieningenrechter van de Afdeling blijft en waaraan de grief niet afdoet, vloeit voort dat de grief niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af;
III. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. bepaalt dat van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een griffierecht van € 503,00 (zegge: vijfhonderddrie euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2016
488.