ECLI:NL:RVS:2016:3351

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
19 december 2016
Zaaknummer
201609396/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 1 juni 2016 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 6 december 2016 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij wordt uitgezet naar Albanië, en om te voorkomen dat de verstrekkingen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden beëindigd tijdens de behandeling van het hoger beroep.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 20 december 2016 het verzoek om voorlopige voorziening beoordeeld. De rechter overweegt dat er op dit moment geen reden is om aan te nemen dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep zal worden vernietigd. Ondanks de dreigende uitzetting van de vreemdeling, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 december 2016.

Uitspraak

201609396/2/V2.
Datum uitspraak: 20 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 6 december 2016 in zaak nr. 16/12124 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 6 december 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdeling wordt uitgezet naar Albanië, dan wel dat de verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers worden beëindigd gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep.
2. Er is thans geen grond om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep zal worden vernietigd. Hoewel de vreemdeling zal worden uitgezet ziet de voorzieningenrechter onder deze omstandigheden, mede gelet op de uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2016:3350, geen aanleiding om een voorziening, als verzocht, te treffen.
3. Het verzoek dient daarom als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Loon
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2016
791.