ECLI:NL:RVS:2016:3337

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
14 december 2016
Zaaknummer
201607568/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake het uitwerkingsplan Garmpoleiland Waterwijk

Op 14 december 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 18 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3541) door [verzoeker] en anderen. Dit verzoek betreft de afwijzing van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tynaarlo tot vaststelling van het uitwerkingsplan 'Ter Borch, plan van uitwerking Garmpoleiland Waterwijk'. De Afdeling heeft in de eerdere uitspraak het beroep van [verzoeker] en anderen ongegrond verklaard, waarbij zij onder andere de beroepsgronden over de verbreding van het Garmpoleiland en gewekte verwachtingen niet heeft gehonoreerd.

In het herzieningsverzoek hebben [verzoeker] en anderen aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn die niet eerder bekend waren en die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling heeft vastgesteld dat het herzieningsverzoek niet onredelijk laat is ingediend, maar dat de inhoud van het verzoek niet voldoende is om tot herziening over te gaan.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat de argumenten van [verzoeker] en anderen niet overtuigend zijn en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De Afdeling heeft het verzoek tot herziening afgewezen, waarmee de geldigheid van het uitwerkingsplan voor het Garmpoleiland is bevestigd. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 14 december 2016.

Uitspraak

201607568/1/R4.
Datum uitspraak: 14 december 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Eelderwolde, gemeente Tynaarlo,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3541.
Procesverloop
Bij uitspraak van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3541, heeft de Afdeling onder meer het beroep van [verzoeker] en anderen tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tynaarlo van 31 maart 2015 tot vaststelling van het uitwerkingsplan "Ter Borch, plan van uitwerking Garmpoleiland Waterwijk" ongegrond verklaard.
[verzoeker] en anderen hebben de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
[verzoeker] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting, gevoegd met zaak nr. 201605505/1/R6, behandeld op 18 november 2016, waar [verzoeker], en het college, vertegenwoordigd door B. Dijkstra, werkzaam bij de gemeente, en mr. P. Vos, zijn verschenen. Voorts is ter zitting verschenen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Extenzo Groningen B.V. (hierna: Extenzo B.V.), vertegenwoordigd door mr. E. Hardenberg, advocaat te Deventer.
Overwegingen
Inleiding
1. Het uitwerkingsplan "Ter Borch, plan van uitwerking Garmpoleiland Waterwijk" voorziet in maximaal 20 vrijstaande of halfvrijstaande woningen op het Garmpoleiland.
2. [verzoeker] en anderen wonen op het Warmoltseiland. Dat ligt ongeveer 30 m ten zuiden van het Garmpoleiland. Vanuit hun woningen hebben zij, over het water, zicht op het plangebied.
3. Extenzo B.V. is de ontwikkelaar van de woningen die het plan mogelijk maakt.
4. In de uitspraak over het uitwerkingsplan, waarvan [verzoeker] en anderen herziening verzoeken, heeft de Afdeling onder meer overwogen dat de beroepsgronden van [verzoeker] en anderen over de verbreding van het Garmpoleiland in de richting van hun woningen op het Warmoltseiland niet slagen. Ook de beroepsgrond over gewekte verwachtingen en een aantal ruimtelijke bezwaren tegen het plan slaagden niet.
Wettelijk kader
5. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Ontvankelijkheid
6. Het college stelt dat het herzieningsverzoek van [verzoeker] en anderen niet-ontvankelijk is, omdat het onredelijk laat is ingediend.
6.1. Hoewel het indienen van een verzoek om herziening niet aan enige wettelijke termijn is gebonden, hanteert de Afdeling bij de beoordeling van een dergelijk verzoek als uitgangspunt dat het verzoek niet onredelijk laat mag zijn ingediend. Zoals de grote kamer van de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraken van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:308 en ECLI:NL:RVS:2015:310, wordt bij de invulling van het "onredelijk laat-criterium" in de regel uitgegaan van een termijn van één jaar. Dit betekent dat de indiening van een verzoek om herziening als onredelijk laat wordt aangemerkt indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar na het bekend worden met de daarin gestelde nova dan wel, indien geen nova zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
Een uitzondering op die regel wordt gemaakt voor die uitzonderlijke gevallen waarin het belang van de rechtszekerheid van andere belanghebbenden en bestuursorganen dermate betrokken is, dat het hanteren van een zo lange termijn niet aanvaardbaar zou zijn. Dit laatste kan zich eerder in meerpartijengeschillen dan in tweepartijengeschillen voordoen, en eerder indien bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, een besluit in stand is gebleven waarbij aan een of meer belanghebbenden toestemming is verleend om bepaalde activiteiten te verrichten. In dergelijke uitzonderlijke gevallen waarin de termijn van één jaar niet wordt gehanteerd, zal een termijn gelden van drie maal zes weken.
6.2. Over de invulling van het onredelijk-laat criterium in deze zaak overweegt de Afdeling als volgt. Het belang van de rechtszekerheid van Extenzo B.V. als derdebelanghebbende is dermate betrokken, dat het hanteren van een termijn van één jaar in dit geval niet aanvaardbaar zou zijn. Hierbij betrekt de Afdeling dat het besluit tot vaststelling van het uitwerkingsplan voor het Garmpoleiland in stand is gebleven bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht. De Afdeling zal bij de invulling van het "onredelijk laat-criterium" in deze zaak daarom een termijn van drie maal zes weken hanteren.
6.3. In het verzoek zijn verschillende nova gesteld. Zo hebben [verzoeker] en anderen onder meer gesteld dat uit het rapport van Starck Vastgoed van 8 maart 2010 (hierna: het rapport) blijkt dat woningbouw op het Garmpoleiland ook gerealiseerd had kunnen worden zonder het eiland te verbreden. Het rapport maakt deel uit van een besluit op een verzoek dat [verzoeker] en anderen krachtens de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het college van burgemeester en wethouders hebben ingediend. Het college heeft een aantal pagina’s van dit rapport in eerste instantie niet openbaar willen maken. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 23 augustus 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:3930, over het Wob-verzoek van [verzoeker] en anderen heeft het college de resterende pagina’s van dit rapport op 4 oktober 2016 uiteindelijk toch openbaar gemaakt. Het herzieningsverzoek van [verzoeker] en anderen is binnen gekomen op 5 oktober 2016. [verzoeker] en anderen hebben het herzieningsverzoek derhalve ingediend binnen een dag nadat zij over het complete rapport beschikten. Naar het oordeel van de Afdeling hebben zij hiermee hun herzieningsverzoek ingediend binnen de termijn van drie maal zes weken. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren omdat dit onredelijk laat zou zijn ingediend.
Procesbelang
7. Het college stelt dat [verzoeker] en anderen geen belang hebben bij de beoordeling van het herzieningsverzoek, omdat de raad van de gemeente Tynaarlo voor het Garmpoleiland inmiddels een nieuw bestemmingsplan heeft vastgesteld waarin het uitwerkingsplan is verwerkt. Nu de zienswijze van [verzoeker] en anderen over het ontwerpbestemmingsplan niet ziet op de verbreding van het Garmpoleiland, waar het [verzoeker] en anderen met hun herzieningsverzoek om te doen is, kunnen zij het nieuwe bestemmingsplan wat dit aspect betreft niet met succes in rechte aanvechten. Gelet hierop zal zelfs een toegewezen herzieningsverzoek niet afdoen aan de geldigheid van het nieuwe bestemmingsplan dat eveneens voorziet in de verbreding van het Garmpoleiland, aldus het college.
7.1. De Afdeling stelt vast dat het op 27 september 2016 vastgestelde bestemmingsplan "Eelderwolde Ter Borch" nog niet onherroepelijk is geworden, nu [verzoeker] en anderen hiertegen beroep hebben ingesteld. Een eventuele vernietiging van het besluit tot vaststelling van dat bestemmingsplan waarin het uitwerkingsplan voor Garmpoleiland is verwerkt, heeft tot gevolg dat wordt teruggevallen op het voorheen geldende plan. Het voorheen geldende plan is in dit geval het uitwerkingsplan waarover de Afdeling heeft geoordeeld in de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht. Anders dan het college stelt, hebben [verzoeker] en anderen gelet op het voorgaande belang bij de beoordeling van hun herzieningsverzoek.
Beoordeling van het verzoek om herziening
8. De Afdeling is van oordeel dat [verzoeker] en anderen geen feiten of omstandigheden naar voren hebben gebracht die voldoen aan de in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb gestelde voorwaarden. Hieronder zal de Afdeling haar oordeel motiveren.
9. [verzoeker] en anderen betogen dat uit het rapport blijkt dat het Garmpoleiland niet verbreed hoeft te worden ten behoeve van de voorziene woningbouw, omdat woningen met een woonoppervlakte van 150 m² tot 200 m² en met een inhoud van 600 m³ gerealiseerd kunnen worden op percelen met een oppervlakte van 150 m² tot 200 m². Uit dit rapport blijkt volgens hen ook dat het voor de hand ligt om op het Garmpoleiland woningen te bouwen voor de doelgroep van mensen in de leeftijdscategorie 45 tot 65 jaar. Gelet op deze doelgroep kunnen ondiepe tuinen worden gerealiseerd en hoeft het Garmpoleiland ook daarom niet te worden verbreed, aldus [verzoeker] en anderen.
9.1. Zoals ook blijkt uit hetgeen is overwogen onder 6.3 van de uitspraak waarvan [verzoeker] en anderen herziening verzoeken, heeft het college het Garmpoleiland onder meer willen verbreden in verband met de aanwezigheid van een damwand met groutankers aan de noordzijde van het eiland. Deze damwand heeft immers tot gevolg dat de weg ongeveer 3,25 m van de kade achter de damwand moet worden gesitueerd, zodat ook de voorziene woningen en bijbehorende tuinen een stuk zouden moeten opschuiven. In de vorige procedure is de verbreding van het eiland aan de orde geweest. In dat verband is aandacht besteed aan verschillende aspecten van de invulling van het plangebied, waaronder de diepte van de bijbehorende achtertuinen, het aantal woningen op het Garmpoleiland en de belangstelling voor woningen met een tuin van dergelijke diepte. [verzoeker] en anderen menen dat hun bezwaren tegen de verbreding van het Garmpoleiland door de Afdeling anders zouden zijn beoordeeld indien het rapport eerder bij de Afdeling bekend zou zijn geweest. Dit is niet het geval. De conclusie in het rapport luidt kort gezegd dat de doelgroep voor de eilanden naar verwachting zal bestaan uit de leeftijdsgroep 35-65 jaar, met de nadruk op de bovenkant van deze groep (45-65 jaar), dat deze doelgroep veeleisend en (redelijk) kapitaalkrachtig is en dat deze doelgroep pas bereid is te verhuizen indien dit daadwerkelijk een verbetering van hun woonsituatie meebrengt. Deze conclusie is zodanig algemeen dat het wat betreft de oordeel van de Afdeling over de ligging en de omvang van het bestemmingsvlak "Woongebied" niet tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden.
10. [verzoeker] en anderen betogen dat de waterwoningen op het Garmpoleiland, anders dan het college tijdens de vorige zitting heeft gesteld, moeilijk verkoopbaar blijken te zijn.
10.1. Dit is geen feit dat of omstandigheid die heeft plaatsgevonden vóór de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, als bedoeld onder artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
11. [verzoeker] en anderen betogen voorts dat het college ter zitting van 15 oktober 2015 onvolledig is geweest, omdat het toen weliswaar naar voren heeft gebracht dat een omgevingsvergunning voor de bouw van
2-onder-1-kapwoningen was verleend, maar daarbij niet heeft gemeld dat met de vergunningverlening is afgeweken van de bepaling in de planregels dat de afstand van de niet-aaneengebouwde kant van de woning tot de perceelgrens ten minste 3 m moet bedragen. Volgens [verzoeker] en anderen had het college dit wel moeten melden, nu de Afdeling de afstand van 3 m bij haar oordeel over de beroepsgronden over privacy en uitzicht heeft betrokken.
11.1. De Afdeling heeft onder 5.2 van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht, gerefereerd aan de afstand van 3 m uit artikel 4, lid 4.2.1, van de planregels. Anders dan [verzoeker] en anderen menen, is de omstandigheid dat het college bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen gebruik heeft gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid in lid 4.4, aanhef en onder a, om van deze afstand af te wijken, geen omstandigheid die tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden als deze eerder bij de Afdeling bekend was geweest. Hierbij betrekt de Afdeling dat het college ter zitting van 18 november 2016 heeft toegelicht dat het gaat om slechts een zeer geringe afwijking van ongeveer twaalf cm.
Conclusie
12. Gelet op het voorgaande dient het herzieningsverzoek van [verzoeker] en anderen te worden afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek van [verzoeker] en anderen af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Pans w.g. Lap
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2016