ECLI:NL:RVS:2016:3213
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins-de Vin
- A.B.M. Hent
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 1 april 2016 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De staatssecretaris had eerder, op 19 november 2015, deze aanvraag afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zijn besluit had moeten heroverwegen, wat leidde tot het hoger beroep van de staatssecretaris.
De staatssecretaris betoogde in zijn hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij een ongerechtvaardigd onderscheid maakte tussen de beoordeling van de intrekking van een verblijfsvergunning asiel en de afwijzing van een asielaanvraag van een vreemdeling die tot dezelfde groep behoort. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de staatssecretaris gegrond verklaard, maar heeft geen aanleiding gezien om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. Dit betekent dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moet nemen, rekening houdend met de overwegingen van zowel de rechtbank als de Afdeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van besluiten door de staatssecretaris en de noodzaak om consistent om te gaan met aanvragen van vreemdelingen die tot dezelfde groep behoren. De staatssecretaris is ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval € 496,00 bedragen, ter dekking van de kosten voor rechtsbijstand.