ECLI:NL:RVS:2016:3023

Raad van State

Datum uitspraak
16 november 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
201509263/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring tenaamstelling voertuig door RDW en terugwerkende kracht

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 27 november 2015, waarin het beroep van de appellant tegen een besluit van de RDW ongegrond werd verklaard. De RDW had op 23 december 2014 de tenaamstelling van het voertuig van de appellant vervallen verklaard. De appellant had eerder verzoeken ingediend om de tenaamstelling te laten vervallen, maar deze waren door de RDW buiten behandeling gesteld omdat de appellant niet had gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie. De rechtbank oordeelde dat de RDW terecht geen terugwerkende kracht had verleend aan de vervallenverklaring van de tenaamstelling, omdat het beleid van de RDW is om de tenaamstelling in beginsel niet met terugwerkende kracht te laten vervallen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de RDW in dit geval terecht geen aanleiding zag om van haar beleid af te wijken. De rechtbank had terecht overwogen dat de appellant niet had gereageerd op eerdere verzoeken van de RDW en dat er geen bewijs was dat de appellant de stukken niet had ontvangen. Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201509263/1/A1.
Datum uitspraak: 16 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de Utrecht van 27 november 2015 in zaak nr. 15/4023 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2014 heeft de RDW de tenaamstelling van het voertuig met kenteken […] (hierna: het voertuig) met ingang van die datum vervallen verklaard.
Bij besluit van 7 juli 2015 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 november 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2016, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 23 december 2014, in stand gelaten bij besluit van 7 juli 2015, heeft de RDW de tenaamstelling van het voertuig per eerstgenoemde datum laten vervallen. De RDW heeft de tenaamstelling van het voertuig niet eerder dan die datum laten vervallen, omdat zij in het belang van de zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid met betrekking tot de tenaamstelling van voertuigen het beleid voert om de tenaamstelling in beginsel niet met terugwerkende kracht te laten vervallen en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die noopten tot afwijking van dat beleid.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de RDW de tenaamstelling ten onrechte niet met terugwerkende kracht heeft laten vervallen. Daartoe voert hij aan dat hij eerder, namelijk op 1 september 2006, 3 januari 2011, 8 april 2013, 5 september 2014 dan wel 10 oktober 2014, verzoeken om vervallenverklaring heeft gedaan en de argumenten om het verzoek van 23 december 2014 wel te honoreren eveneens en onverkort golden op voormelde data. De eerder door de RDW verzonden brieven waarin zou zijn verzocht om indiening van nadere stukken en de buitenbehandeling stelling van zijn verzoeken, zijn niet ontvangen. De bewijslast dat deze brieven zijn verzonden, rust bij de RDW, aldus [appellant].
2.1. Ingevolge artikel 51a, derde lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals dit artikel luidde ten tijde van belang, kan, onverminderd het eerste en tweede lid, een tenaamstelling vervallen worden verklaard in andere bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gevallen. Deze gevallen zijn vastgesteld in het Kentekenreglement (hierna: Kr).
Ingevolge artikel 40c, eerste lid, van het Kr kan degene die naar zijn mening ten onrechte als tenaamgestelde in het kentekenregister is vermeld, de RDW verzoeken de tenaamstelling te doen vervallen. De RDW verklaart de tenaamstelling vervallen indien hiervoor naar het oordeel van deze dienst voldoende gronden aanwezig zijn.
Ingevolge het tweede lid vervalt de tenaamstelling in het kentekenregister niet eerder dan op de dag waarop daartoe een verzoek bij deze dienst is ingediend.
Ingevolge het derde lid kan de RDW in afwijking van het tweede lid in uitzonderlijke gevallen het vervallen van de tenaamstelling eerder laten ingaan.
2.2. Niet in geschil is dat [appellant] de RDW bij brief van 3 januari 2011, door de RDW ontvangen op 9 januari 2012, heeft verzocht de tenaamstelling van het voertuig te laten vervallen, omdat degene aan wie hij het voertuig zou hebben verkocht het vrijwaringsbewijs zou brengen, maar dit niet heeft gedaan. De RDW heeft aan de hand van een uitdraai van een werkorder aannemelijk gemaakt dat hij bij brieven van 13 januari 2012 en 25 januari 2012 [appellant] heeft verzocht om toezending van nadere stukken. Omdat [appellant] niet aan dat verzoek heeft voldaan, heeft de RDW de aanvraag bij besluit van 2 maart 2012 buiten behandeling gesteld.
Voorts is niet in geschil dat [appellant] bij brief van 8 april 2013 opnieuw een verzoek tot verval van de tenaamstelling van het voertuig heeft ingediend. Aan de hand van een uitdraai van een werkorder heeft de RDW aannemelijk gemaakt dat hij [appellant] bij brief van 11 april 2013 heeft verzocht om toezending van nadere stukken. Omdat ook hierop geen reactie is ontvangen, is de aanvraag bij besluit van 17 mei 2013 buiten behandeling gesteld.
Vervolgens heeft [appellant] bij brief van 28 november 2014 een verzoek tot verval van de tenaamstelling van het voertuig ingediend. De RDW heeft [appellant] bij brief van 2 december 2014 verzocht om de daarbij gevoegde ‘Verklaring behorend bij verzoek tot beëindiging van registratie’ ingevuld en ondertekend te retourneren. Op 23 december 2014 heeft de RDW de ingevulde en ondertekende verklaring ontvangen en is de tenaamstelling van het voertuig bij besluit van die datum vervallen verklaard.
2.3. De RDW heeft ter zitting toegelicht dat mede in het belang van opsporing van criminaliteit de zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid erbij zijn gebaat als de tenaamstelling in het kentekenregister niet met terugwerkende kracht vervalt. Wanneer met terugwerkende kracht de tenaamstelling vervallen wordt verklaard, wordt de suggestie gewekt dat de registratie op enig moment anders was dan zij in werkelijkheid is geweest, hetgeen resulteert in onduidelijkheid over de vraag wie op een bepaald moment aansprakelijk kentekenhouder van een voertuig is.
De Afdeling heeft eerder, bijvoorbeeld in de uitspraak van 27 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7490, overwogen dat niet kan worden geoordeeld dat het door de RDW gevoerde beleid om in beginsel geen terugwerkende kracht te verlenen aan met toepassing van artikel 40 van het Kr genomen besluiten, niet redelijk is. De zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid met betrekking tot de tenaamstelling rechtvaardigen een dergelijk beleid. De RDW verleent daarom terecht slechts bij hoge uitzondering terugwerkende kracht aan een besluit inhoudende de vervallenverklaring van de tenaamstelling van een voertuig.
2.4. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de RDW in het door [appellant] aangevoerde geen aanleiding behoefde te zien om, in afwijking van haar beleid, terugwerkende kracht te verlenen aan de vervallenverklaring van de tenaamstelling. Zoals uit het besluit op bezwaar blijkt, was de RDW bekend met het feit dat [appellant] eerder, in 2011 en 2013, om vervallenverklaring van de tenaamstelling van het voertuig heeft verzocht.
De rechtbank heeft hierin terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de RDW terugwerkende kracht had moeten verlenen aan de vervallenverklaring van de tenaamstelling. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [appellant] niet heeft gereageerd op de naar aanleiding van deze aanvragen door de RDW gedane verzoeken om toezending van aanvullende stukken. Evenmin heeft [appellant] rechtsmiddelen aangewend tegen de besluiten van de RDW van 2 maart 2012 en 17 mei 2013 tot het dientengevolge buiten behandeling stellen van de aanvragen. De RDW heeft aan de hand van uitdraaien van werkorders en bijbehorende werkorder details aannemelijk gemaakt dat ook deze besluiten zijn verzonden naar een door [appellant] of zijn voormalige gemachtigde opgegeven postadres. Dat [appellant] de stukken van de RDW niet zou hebben ontvangen, is niet aannemelijk, nu uit een brief van 22 mei 2013 van de voormalige gemachtigde van [appellant] blijkt dat om uitstel van indiening van stukken is verzocht.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2016
531.