ECLI:NL:RVS:2016:2901

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
201601797/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen terugvordering zorgtoeslag en huurtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 2 februari 2016 de besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen om de zorgtoeslag en huurtoeslag voor het jaar 2011 terug te vorderen, vernietigd. De Belastingdienst/Toeslagen had de zorgtoeslag vastgesteld op nihil en het reeds betaalde voorschot van € 836,00 teruggevorderd, evenals de huurtoeslag van € 3.998,00. De rechtbank oordeelde dat de aanvrager, [wederpartij], niet zelf de aanvraag had ingediend en dat de terugvordering onterecht was.

Tijdens de zitting op 19 september 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Belastingdienst/Toeslagen stelde dat de aanvraag om toeslagen digitaal was ingediend met gebruik van de DigiD van [wederpartij], en dat deze aanvraag dus aan hem kon worden toegerekend. De Afdeling oordeelde dat, hoewel [wederpartij] claimde dat hij slachtoffer was van identiteitsfraude, hij de aanvraag niet had kunnen ontkennen omdat hij de afhandeling van zijn post aan zijn zus had overgelaten. De Afdeling concludeerde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht de voorschotten had teruggevorderd, omdat [wederpartij] in 2011 geen recht had op de toeslagen.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201601797/1/A2.
Datum uitspraak: 2 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 februari 2016 in zaken nrs. 15/7622 en 15/7623 in het geding tussen:
[wederpartij], wonende te [woonplaats]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [wederpartij] toegekende zorgtoeslag voor het jaar 2011 definitief berekend en vastgesteld op nihil en het reeds betaalde voorschot van € 836,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 24 februari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [wederpartij] toegekende huurtoeslag voor het jaar 2011 definitief berekend en vastgesteld op nihil en het reeds betaalde voorschot van € 3.998,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 22 september 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 2 februari 2016 heeft de rechtbank de door [wederpartij] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 22 september 2015 vernietigd, de besluiten van 13 februari 2015 en 24 februari 2015 herroepen en de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen het betaalde griffierecht van € 45,00 aan [wederpartij] te vergoeden. Een afschrift van het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 september 2016, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, werkzaam bij de dienst, en [wederpartij], vergezeld door [gemachtigde], zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 16 maart 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen op naam van [wederpartij] en met gebruikmaking van DigiD een digitale aanvraag voor huurtoeslag en zorgtoeslag ontvangen voor het jaar 2011. Bij besluit van 11 april 2012 is aan hem een voorschot huurtoeslag toegekend van € 3.998,00 en bij besluit van 4 april 2012 een voorschot zorgtoeslag van € 836,00. Bij de definitieve berekening van de huurtoeslag en de zorgtoeslag is gebleken dat [wederpartij] in 2011 in de gemeentelijke basisadministratie (thans: basisregistratie personen) niet op het in de aanvraag opgegeven adres stond ingeschreven en dat hij niet was verzekerd tegen ziektekosten volgens de Zorgverzekeringswet. De Belastingdienst/Toeslagen heeft daarom bij besluit van 13 februari 2015 de zorgtoeslag voor het jaar 2011 vastgesteld op nihil en een bedrag van € 836,00 aan reeds ontvangen toeslag teruggevorderd. Voorts heeft de dienst bij besluit van 24 februari 2015 de huurtoeslag voor het jaar 2011 vastgesteld op nihil en een bedrag van € 3.998,00 teruggevorderd. [wederpartij] heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt en nadien beroep ingesteld, omdat hij naar eigen zeggen voor 2011 geen toeslagen heeft aangevraagd noch heeft ontvangen. Het rekeningnummer dat daarvoor is gebruikt is niet van hem. Hij verbleef in een asielzoekerscentrum (hierna: azc) in Dronten en was in afwachting van een verblijfsvergunning. Pas in augustus 2012, toen hij een woning kreeg aangeboden, heeft hij een toeslag aangevraagd. Hij heeft niets te maken met de aanvragen voor 2011 en hij heeft, nadat hij met de terugvordering bekend was geworden, op 25 februari 2015 melding gemaakt van identiteitsfraude bij de afdeling fraude van de Belastingdienst/Toeslagen, aldus [wederpartij].
2. De rechtbank heeft in beroep het betoog van [wederpartij] gevolgd en aannemelijk geacht dat hij de aanvraag om huurtoeslag en zorgtoeslag voor 2011 niet zelf heeft ingediend en evenmin op de hoogte was van het feit dat de aanvraag werd gedaan zodat de aanvraag niet aan hem kan worden toegerekend en de uitbetaalde voorschotten ten onrechte bij hem zijn teruggevorderd.
De Belastingdienst/Toeslagen kan zich niet verenigen met dit oordeel van de rechtbank en komt hiertegen in hoger beroep op.
3. De rechtbank heeft terecht vooropgesteld, en de Belastingdienst/Toeslagen heeft daarop in hoger beroep ook gewezen, dat uit de rechtspraak van de Afdeling voortvloeit dat, indien een aanvraag om toeslag op naam van een belanghebbende digitaal is ingediend en is ondertekend met diens persoonlijke en geheime DigiD, het er voor moet worden gehouden dat de aanvraag is gedaan door of met toestemming van de belanghebbende dan wel dat hij zijn DigiD aan een ander heeft verstrekt. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 27 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7306 en van 21 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3227. De met gebruikmaking van diens DigiD ingediende aanvraag is in beginsel dan ook volledig toe te rekenen aan de belanghebbende. Dit kan anders liggen indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat zich fraude met zijn DigiD heeft voorgedaan en dit buiten zijn risicosfeer ligt.
4. Tijdens de zitting bij de Afdeling is duidelijk geworden dat de feiten en omstandigheden in dit geval anders liggen dan waarvan de rechtbank is uitgegaan. De Belastingdienst/Toeslagen heeft na onderzoek kunnen achterhalen dat de voorschotten voor de toeslagen zijn gestort op de rekening van de zus van [wederpartij]. [wederpartij] heeft ter zitting verklaard dat hij begin februari 2012 in het azc is terechtgekomen maar dat hij vervolgens, ook ten tijde van de aanvraag in maart 2012 en de toekenning van de voorschotten in april 2012, feitelijk niet in het azc maar bij zijn zus in Leiden verbleef. Als er post voor hem binnenkwam in het azc werd die door een derde, een bewoner van het azc, bij de receptie in ontvangst genomen en voor hem bewaard. Zodra [wederpartij] de post had opgehaald gaf hij die aan zijn zus. Hij liet veel zaken waaronder de afhandeling van de post geheel aan zijn zus over. Hoewel [wederpartij] eveneens heeft verklaard zich er niet bewust van te zijn geweest dat op zijn naam toeslagen waren aangevraagd, kunnen de aanvraag om huurtoeslag en zorgtoeslag over 2011 en de verdere handelingen na de aanvraag, zoals het bij formulieren van 14 april 2012 schriftelijk opgeven van een rekeningnummer voor de uitbetaling van de toeslagen, aan hem worden toegerekend. Hij heeft immers bewust zaken als deze geheel aan zijn zus overgelaten en daarbij ook post van de Belastingdienst/Toeslagen ter lezing en afhandeling aan haar ter hand gesteld. De handelwijze van zijn zus ligt daarom in dit geval binnen de risicosfeer van [wederpartij]. Daarbij is niet van belang dat de voorschotten zijn gestort op een bankrekening die niet op naam van [wederpartij] staat. De Belastingdienst/Toeslagen hoefde de tenaamstelling van het opgegeven rekeningnummer niet te controleren, omdat destijds bijschrijving van de voorschotten op rekening van een ander dan de belanghebbende mogelijk was op grond van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
Nu, naar ook niet in geschil is, [wederpartij] in 2011 geen recht had op huurtoeslag en zorgtoeslag, heeft de Belastingdienst/Toeslagen de ten onrechte betaalde voorschotten terecht bij hem teruggevorderd.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 22 september 2015 alsnog ongegrond verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 februari 2016 in zaken nrs. 15/7622 en 15/7623;
III. verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 22 september 2015, kenmerk BOB KG/KO BT12, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Van Altena w.g. Dallinga
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016
18-834.