ECLI:NL:RVS:2016:2867

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
201600896/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en verstrekking van documenten aan verzoeker

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Ermelo. Het geschil betreft de verstrekking van informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op 13 mei 2013 heeft het college aan [appellant] een overzicht verstrekt van de wachtgelden die oud-wethouders hebben ontvangen. Na bezwaar van [appellant] heeft het college op 23 december 2015 besloten om aanvullende documenten openbaar te maken, maar deze alleen ter inzage aan te bieden. [appellant] heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat het college in strijd met de Wob heeft gehandeld door de documenten niet in de door hem gewenste vorm te verstrekken.

De Afdeling heeft overwogen dat het college ten onrechte heeft besloten om de documenten alleen ter inzage aan te bieden. De Wob vereist dat informatie in de door de verzoeker gewenste vorm wordt verstrekt, tenzij dit redelijkerwijs niet gevergd kan worden. De Afdeling oordeelt dat [appellant] belang heeft bij het beroep, omdat hij de documenten in een andere vorm wenst te ontvangen. De Afdeling vernietigt het besluit van het college van 23 december 2015 en draagt het college op om de documenten aan [appellant] toe te sturen. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

201600896/1/A3.
Datum uitspraak: 2 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Ermelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2013 heeft het college met toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) aan [appellant] een overzicht verstrekt van de bedragen die oud-wethouders over de periode van 2000 tot 3 mei 2013 aan wachtgelden hebben ontvangen.
Bij besluit van 23 december 2015 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar alsnog gegrond verklaard en openbaar gemaakt 32 loonstaten en 4 jaaropgaven van oud-wethouders die wachtgelden hebben ontvangen.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 oktober 2016, waar het college, vertegenwoordigd door mr. L.M. Jonker-van den Brink, bijgestaan door mr. F.A. Oosterveer, advocaat te Apeldoorn, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij brief van 19 april 2013 heeft [appellant] op grond van de Wob verzocht hem documenten toe te sturen. Bij besluit van 13 mei 2013 heeft het college dat verzoek deels afgewezen. Bij besluit van 11 november 2013 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 13 mei 2013 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het door [appellant] daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank Gelderland bij uitspraak van 6 november 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:6945, ongegrond verklaard. Het door [appellant] daartegen ingestelde hoger beroep heeft de Afdeling bij uitspraak van 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3586, gegrond verklaard. De Afdeling heeft in die uitspraak de voormelde uitspraak van de rechtbank Gelderland vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 november 2013 vernietigd en bepaald dat tegen het te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
2. Bij het besluit van 23 december 2015, genomen ter uitvoering van de voormelde uitspraak van de Afdeling van 25 november 2015, heeft het college het bezwaar van [appellant] gegrond verklaard en documenten openbaar gemaakt. In het besluit heeft het college verder toegelicht dat het in de gemeente Ermelo sinds 1 oktober 2013 vast beleid is dat gegevens worden verstrekt door inzage. [appellant] kan een afspraak maken om de documenten in te zien.
3. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wob verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken;
b. kennisneming van de inhoud toe te staan;
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
Ingevolge het tweede lid verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij:
a. het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;
b. de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.
4. [appellant] betoogt dat het college in strijd met artikel 7, tweede lid, van de Wob heeft gehandeld, nu het niet heeft besloten de documenten in de door hem gewenste vorm te verstrekken. Hij heeft verzocht om de documenten aan hem toe te sturen. Niet is gebleken dat daaraan onmogelijk kon worden voldaan of dat omstandigheden zich tegen openbaarmaking op die wijze verzetten, aldus [appellant].
4.1. Het college voert aan dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is. De vorm waarin de informatie wordt verstrekt is volgens het college geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat daartegen geen bezwaar en beroep open staat. Ter zitting van de Afdeling heeft het college gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2529. Voorts heeft [appellant] volgens het college geen belang bij het beroep, nu de documenten openbaar zijn gemaakt en de documenten beschikbaar zijn. Tot slot voert het college daartoe aan dat [appellant] misbruik van recht maakt, omdat hij enkel over de wijze van verstrekking procedeert. Een telefoontje was voldoende geweest om de documenten toegestuurd te krijgen, aldus het college.
4.1.1. In voormelde uitspraak van de Afdeling van 9 juli 2014 is overwogen dat, voor zover appellante beoogt te betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college documenten, tot openbaarmaking waarvan het heeft besloten, niet heeft verstrekt, dat geen grond biedt voor vernietiging van de aangevallen uitspraak, nu de tenuitvoerlegging van een besluit tot openbaarmaking door het verstrekken van de betrokken documenten een feitelijke handeling is en derhalve niet ter beoordeling van de bestuursrechter staat. Die uitspraak leidt niet tot het oordeel dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is, nu de door [appellant] voorgedragen grond ziet op de vorm waarin de informatie is verstrekt. De vorm van informatieverstrekking maakt deel uit van het besluit op het Wob-verzoek en [appellant] kan daar derhalve beroepsgronden tegen richten.
Nu [appellant] de documenten in een andere vorm verstrekt wil krijgen dan zij thans voor hem beschikbaar zijn, heeft hij belang bij het beroep.
In navolging van haar uitspraak van 25 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:919, ziet de Afdeling geen aanleiding om tot de conclusie te komen dat [appellant] misbruik van recht maakt. De omstandigheid dat [appellant] enkel een grond aanvoert over de wijze van verstrekking van de documenten, is onvoldoende voor dat oordeel.
4.2. Het college voert aan dat zich in dit geval de uitzondering van artikel 7, tweede lid, onder b, van de Wob voordoet, nu [appellant] de stukken bij de gemeente kan komen inzien. Ter zitting heeft het college gewezen op de uitspraken van de Afdeling van 24 september 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BF2157, van 11 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH2521, en van 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2997.
4.3. Het college heeft ter zitting van de Afdeling toegelicht dat het de documenten tot openbaarmaking waarvan het bij besluit van 23 december 2015 heeft besloten ter inzage heeft gelegd naar aanleiding van het verzoek van [appellant]. Die situatie valt niet onder de uitzondering als bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wob, nu die documenten niet reeds, afzonderlijk van het verzoek van [appellant], voor het publiek beschikbaar waren.
In de voormelde uitspraken van de Afdeling van 24 september 2008, 11 februari 2009 en 23 september 2015 is overwogen dat ingevolge artikel 7 van de Wob het verstrekken van de verlangde informatie in een andere dan door de verzoeker gewenste vorm aanvaardbaar kan zijn, mits dezelfde informatie wordt verstrekt als het geval zou zijn bij verstrekking in de door verzoeker gewenste vorm. Nu uit het voorgaande volgt dat het college zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat het verstrekken van de verlangde informatie in een andere dan de door [appellant] verzochte vorm gelet op het bepaalde in artikel 7 van de Wob aanvaardbaar is, kunnen de voormelde uitspraken het college niet baten.
Het college heeft bij het besluit van 23 december 2015 derhalve ten onrechte niet besloten tot verstrekking van de informatie in de door [appellant] verzochte vorm. In zijn brief van 19 april 2013 heeft [appellant] verzocht om de documenten toe te sturen.
Het betoog slaagt.
5. Het beroep is gegrond. Het besluit van 23 december 2015 dient wegens strijd met artikel 7, tweede lid, van de Wob te worden vernietigd, voor zover het college heeft besloten dat de documenten worden verstrekt door middel van inzage. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien. Het college zal worden opgedragen om de documenten die het bij besluit van 23 december 2015 openbaar heeft gemaakt aan [appellant] toe te sturen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ermelo van 23 december 2015, kenmerk 15048247, voor zover het college heeft besloten dat de documenten worden verstrekt door middel van inzage;
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Ermelo op om binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak de bij dat besluit openbaar gemaakte documenten aan [appellant] toe te sturen;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Ermelo tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 496,00 (zegge: vierhonderdzesennegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Ermelo aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Noordhoek, griffier.
w.g. Borman w.g. Noordhoek
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2016
819.