200800706/1.
Datum uitspraak: 24 september 2008.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de korpsbeheerder van de politie Drenthe,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/604 van de rechtbank Assen van 6 december 2007 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
de korpsbeheerder van de politie Drenthe.
Bij besluit van 2 mei 2007 heeft de korpschef van de politie Drenthe (hierna: de korpschef) [wederpartij] naar aanleiding van zijn verzoek om afschriften van alle in 2006 verleende en geweigerde verloven tot het voorhanden hebben van een vuurwapen geweigerd om afschriften van de verleende verloven tot het voorhanden hebben van een wapen en munitie en van verleende jachtaktes (hierna: de verloven) openbaar te maken, maar wel afschriften van de besluiten tot weigering dan wel intrekking van een verlof, ontdaan van gegevens die herleidbaar zijn tot natuurlijke personen, verstrekt.
Bij besluit van 3 juli 2007 heeft de korpsbeheerder van de politie regio Drenthe (hierna: de korpsbeheerder) het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en [wederpartij] een overzicht met gegevens betreffende de verleende verloven verstrekt.
Bij uitspraak van 6 december 2007, verzonden op 21 december 2007, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 juli 2007 vernietigd en de korpsbeheerder opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de korpsbeheerder bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2008.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 22 mei 2008 heeft [wederpartij] toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
De korpschef en [wederpartij] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2008, waar de korpschef, vertegenwoordigd door mr. S. Denneman, werkzaam bij de politieregio Haaglanden, en [wederpartij], bijgestaan door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wob verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
b. kennisneming van de inhoud toe te staan,
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
2.2. Bij het besluit op bezwaar heeft de korpsbeheerder [wederpartij] een overzicht verstrekt van het in het jaar 2006 afgegeven aantal verloven, inclusief de vergunningnummers, het geboortejaar en de woonplaats van de verlofhouders, het aantal wapens, de wapensoorten en de wapentypes.
2.3. De korpsbeheerder bestrijdt slechts het oordeel van de rechtbank dat in het besluit op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd waarom openbaarmaking van gegevens die wel in de verleende verloven maar niet op de aan [wederpartij] verstrekte lijst zijn vermeld, achterwege is gelaten en waarom openbaarmaking van passages uit de geweigerde en ingetrokken verloven is geweigerd.
2.4. Met betrekking tot de verleende verloven stelt de korpsbeheerder dat geen sprake is van een discrepantie tussen de gegevens die openbaar zijn gemaakt door middel van het verstrekte overzicht en de gegevens die zijn vermeld in de verloven. Voor zover wel sprake is van een discrepantie, biedt volgens hem de tekst van artikel 7, eerste lid, onder a en c, van de Wob geen aanknopingspunt voor het oordeel dat indien de informatie niet wordt verstrekt in de door verzoeker verzochte vorm, dat er niet toe mag leiden dat bepaalde informatie niet wordt verstrekt. Aan het verstrekken van informatie in de vorm van een uittreksel of samenvatting is zijns inziens immers inherent dat eventueel niet alle informatie wordt verstrekt. Tenslotte impliceert het woord "redelijkerwijs" in artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob een belangenafweging en dient in dit geval aan het belang van een vlotte voortgang van de werkzaamheden voorrang te worden gegeven, aldus de korpsbeheerder.
2.4.1. Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wob dient informatie over bestuurlijke aangelegenheden openbaar te worden gemaakt, tenzij daarvan op grond van de in artikel 10 en 11 van de Wob opgenomen weigeringsgronden of beperkingen dient te of kan worden afgezien. Dit brengt mee dat het ingevolge artikel 7 van de Wob verstrekken van de informatie in een andere dan door verzoeker gewenste vorm aanvaardbaar kan zijn, mits dezelfde informatie wordt verstrekt als het geval zou zijn bij verstrekking in de door verzoeker gewenste vorm - in dit geval bij verstrekking van geanonimiseerde afschriften. Bij verstrekking in de vorm van een overzicht mag dus geen relevante informatie ontbreken wanneer daaraan geen weigeringsgrond of beperking als bedoeld in artikel 10 of 11 van de Wob ten grondslag kan worden gelegd. Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb van het door de korpsbeheerder overgelegde verlof kennis te hebben genomen is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat niet alle in het verlof opgenomen gegevens zijn vermeld op de aan [wederpartij] verstrekte lijst. Zo ontbreken op die lijst het kaliber van het wapen waarop het verlof ziet en de geldigheidsduur van het verlof, en is verstrekking van een deel van de informatie die staat vermeld op de bij het verlof behorende bijlagen achterwege gelaten. Nu de Wob voorts niet voorziet in de mogelijkheid om de openbaarmaking van informatie te weigeren op de enkele grond dat voldoen aan het verzoek veel werk met zich brengt, faalt het betoog.
2.5. Met betrekking tot de passages in de afschriften van geweigerde en ingetrokken verloven die onleesbaar zijn gemaakt stelt de korpsbeheerder dat openbaarmaking is geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob omdat het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van degenen op wie de besluiten betrekking hebben zwaarder weegt dan het belang van [wederpartij] bij openbaarmaking van deze gegevens.
2.6. Na kennis te hebben genomen van het door de korpsbeheerder overgelegde besluit tot weigering van een verlof overweegt de Afdeling dat zonder nadere motivering niet valt in te zien dat voor de gehele in het verstrekte afschrift van deze weigering weggelakte passages geldt dat bij openbaarmaking daarvan het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene aan de orde is. Hetzelfde geldt voor de bij het weigeringsbesluit behorende bijlagen waarvan openbaarmaking geheel is geweigerd. Voorts heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de korpschef niet heeft gemotiveerd waarom het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer - voor zover dat belang aan de orde is - in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang van de openbaarheid. Het oordeel van de rechtbank dat het besluit op bezwaar op dit punt onvoldoende is gemotiveerd, is juist. Het betoog faalt.Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. De korpsbeheerder dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [wederpartij] door de enkele overlegging van een overzicht van adviestarieven van de Vlaamse Vereniging van Journalisten en de Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem werkelijk gemaakte verletkosten € 65,00 per uur bedragen. Voorts wordt in aanmerking genomen dat deze kosten, evenals de reiskosten en de kosten voor de aanwezigheid van de rechtsbijstandverlener ter zitting deels voor vergoeding in aanmerking zijn gebracht in de uitspraak in zaak nr.
200800117/1van heden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de korpsbeheerder tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 507,21 (zegge: vijfhonderdzeven euro en eenentwintig cent), waarvan € 483,00, is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de politie Drenthe aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. bepaalt dat van de politie Drenthe een griffierecht van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2008.