201507339/1/A1.
Datum uitspraak: 12 oktober 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats], [gemeente],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 augustus 2015 in zaak nr. 15/390 in het geding tussen:
[appellante]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2014 heeft de RDW de tenaamstelling van het voertuig met kenteken [.-...-..] (hierna: het voertuig) op verzoek van [appellante] per die datum in het kentekenregister laten vervallen. Verder heeft de RDW het verzoek van [appellante] om de tenaamstelling met terugwerkende kracht te laten vervallen, afgewezen.
Bij besluit van 8 januari 2015 heeft de RDW het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 augustus 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2016, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.M. McKernan, advocaat te Sittard, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de RDW in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten om het vervallen van de tenaamstelling niet eerder te laten ingaan dan op 8 oktober 2014.
Zij voert daartoe aan dat zij het voertuig al in september 2012 heeft verkocht aan een vertegenwoordiger van [bedrijf] te Heerlen. Volgens [appellante] zou deze vertegenwoordiger de tenaamstelling wijzigen hetgeen niet is gebeurd. Deze vertegenwoordiger heeft bij brief van 12 juni 2014 erkend nalatig te zijn geweest om in overeenstemming met artikel 26, tweede lid, van het Kentekenregister te handelen. Volgens [appellante] mocht zij er op vertrouwen dat de koper voor de wijziging van de tenaamstelling zou zorgdragen. Volgens [appellante] is het belangrijk dat de tenaamstelling met terugwerkende kracht wordt gewijzigd aangezien zij meerdere boetes van het CJIB opgelegd heeft gekregen die ten onrechte op haar verhaald worden. Zij heeft er alles aan gedaan om de tenaamstelling alsnog te wijzigen op het moment dat zij er achter is gekomen dat de vertegenwoordiger van [bedrijf] dit niet had gedaan, aldus [appellante].
1.1. Ingevolge artikel 51a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals dat artikel luidde ten tijde van belang, vervalt een tenaamstelling in het kentekenregister overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.
Ingevolge artikel 26, tweede lid, van het Kentekenreglement (hierna: Kr) is degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden verplicht binnen een week nadat hij eigenaar of houder van het voertuig is geworden bij de Dienst Wegverkeer om tenaamstelling te verzoeken onder overlegging van de kentekencard, de tenaamstellingscode en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
Ingevolge het derde lid geeft de Dienst Wegverkeer aan degene die aan de verplichtingen van het tweede lid heeft voldaan een vrijwaringsbewijs, een tenaamstellingsverslag en een kentekencard af en verstrekt een nieuwe tenaamstellingscode.
Ingevolge het vierde lid is degene die het vrijwaringsbewijs en het tenaamstellingsverslag heeft ontvangen verplicht dit terstond tezamen met de oude kentekencard te doen toekomen aan degene die is opgehouden eigenaar of houder van het voertuig te zijn.
Ingevolge artikel 40c, eerste lid, kan degene die naar zijn mening ten onrechte als tenaamgestelde in het kentekenregister is vermeld, de Dienst Wegverkeer verzoeken de tenaamstelling te doen vervallen. De Dienst Wegverkeer verklaart de tenaamstelling vervallen indien hiervoor naar het oordeel van deze dienst voldoende gronden aanwezig zijn.
Ingevolge het tweede lid vervalt de tenaamstelling in het kentekenregister niet eerder dan op de dag waarop daartoe een verzoek bij deze dienst is ingediend.
Ingevolge het derde lid kan in afwijking van het tweede lid de Dienst Wegverkeer in uitzonderlijke gevallen het vervallen van de tenaamstelling eerder laten ingaan.
1.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 24 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2291) kan niet worden geoordeeld dat het door de RDW gevoerde beleid om in beginsel geen terugwerkende kracht te verlenen aan met toepassing van artikel 40 van het Kr genomen besluiten, niet redelijk is. De zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid met betrekking tot de tenaamstelling rechtvaardigen een dergelijk beleid. Volgens de Nota van toelichting bij artikel 40c, derde lid, van het Kentekenreglement (blz. 45; Stb. 2013, 523) is dat artikel bedoeld voor gevallen waarin de geregistreerde op geen enkele manier deel heeft aan de tenaamstelling, bijvoorbeeld als gevolg van identiteitsfraude, hetgeen codificatie is van geldende jurisprudentie van de Afdeling, aldus de Nota van toelichting.
1.3. De RDW heeft zich op het standpunt gesteld dat zich in dit geval geen uitzonderlijk geval als bedoeld in artikel 40c, derde lid, van het Kr voordoet ten gevolge waarvan de tenaamstelling eerder zou moeten ingaan dan op de dag waarop daartoe een verzoek bij deze dienst is ingediend.
Naar het oordeel van de Afdeling is dit geen onredelijk standpunt.
Daarbij is van belang dat op de vertegenwoordiger van [bedrijf] als koper op grond van artikel 26, vierde lid, van de Kr de verplichting rustte om nadat zij het vrijwaringsbewijs en het tenaamstellingsverslag had ontvangen dit terstond tezamen met de oude kentekencard te doen toekomen aan [appellante]. [appellante] had, gelet op de omstandigheid dat zij niet direct na de verkoop van de scooter voormeld vrijwaringsbewijs en het tenaamstellingsverslag van [bedrijf] had ontvangen, er niet vanuit mogen gaan dat deze voor de wijziging van de tenaamstelling had zorggedragen. Het had derhalve op haar weg gelegen om, aangezien zij niet direct na de verkoop van de scooter voormeld vrijwaringsbewijs en het tenaamstellingsverslag van [bedrijf] had ontvangen, zo snel mogelijk de RDW te verzoeken om de tenaamstelling alsnog te doen vervallen als bedoeld in artikel 40c, eerste lid, van de Kr. Blijkens de gedingstukken heeft zij dit verzoek evenwel eerst op 12 september 2014, en derhalve twee jaar na voormelde verkoop van haar scooter, bij de RDW ingediend.
Gelet hierop heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de RDW in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding behoefde te zien om, in afwijking van haar beleid, terugwerkende kracht te verlenen aan de vervallenverklaring van de tenaamstelling.
Het betoog faalt.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, griffier.
w.g. Wortmann w.g. Van Leeuwen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2016
543.