ECLI:NL:RVS:2016:2527

Raad van State

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
201506841/1/A1 en 201507689/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instemming met saneringsplan voor bodemverontreiniging bij voormalige zilverfabriek te Voorschoten

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 september 2016 uitspraak gedaan over de instemming met een saneringsplan dat door Amex Property B.V. was ingediend voor een verontreiniging ter plaatse van Leidseweg 219 te Voorschoten. Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland had op 17 juli 2015 ingestemd met dit saneringsplan, maar Amvest Woningen-NOVA Projectontwikkeling B.V. heeft hiertegen beroep ingesteld. De Afdeling oordeelde dat de instemming van rechtswege op 16 juli 2015 was verleend, omdat het college niet tijdig had beslist. De Afdeling vernietigde het besluit van 17 juli 2015, omdat het college niet bevoegd was om opnieuw in te stemmen na de rechtswege verleende instemming. De Afdeling concludeerde dat de gekozen saneringsvariant, een biologische aanpak, niet onterecht was en dat de monitoring van de verontreinigingen voldoende was beschreven. De Afdeling oordeelde dat de sanering van de bronzone en de pluim op een adequate manier zou plaatsvinden, en dat de risico's voor de omgeving, waaronder het landgoed Beresteijn, voldoende waren afgedekt. De proceskosten werden aan Amvest vergoed, en het griffierecht werd terugbetaald.

Uitspraak

201506841/1/A1 en 201507689/1/A1.
Datum uitspraak: 21 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AMVEST Woningen-NOVA Projectontwikkeling B.V., gevestigd te Amsterdam (hierna: Amvest),
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2015 heeft het college krachtens artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming ingestemd met een op 17 december 2014 door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amex Property B.V. (hierna: Amex) ingediend saneringsplan met betrekking tot een geval van verontreiniging ter plaatse van Leidseweg 219 te Voorschoten.
Tegen dit besluit heeft Amvest bij brief van 27 augustus 2015 beroep ingesteld.
Bij brief van 6 oktober 2015 heeft Amvest beroep ingesteld tegen de instemming van rechtswege met het saneringsplan.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
Amvest en Amex hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2016, waar Amvest, vertegenwoordigd door mr. E.T. Sillevis Smitt, advocaat te Rotterdam, en door ir. M.H.C. van Aarle en ir. J.M.J. Lap, en het college, vertegenwoordigd door drs. A. Burger en drs. J.C. Kromhout, zijn verschenen. Verder is daar Amex, vertegenwoordigd door mr. M.C. Brans, advocaat te Amsterdam, en door J.A. van Egmond, en vergezeld van dr. E.C.L. Marnette en dr. S.A.B. Weelink, deskundigen, gehoord.
Overwegingen
Situatie
1. Het saneringsplan heeft betrekking op bodemverontreiniging die is ontstaan tijdens de exploitatie van een voormalige zilverfabriek. Zowel de bodem als het grondwater is verontreinigd met PER (tetrachlooretheen) en afbraakproducten van PER, te weten TRI (trichlooretheen), CIS (dichlooretheen) en VC (vinylchloride). Deze stoffen duidt de Afdeling in het navolgende aan als vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCL).
In het saneringsplan wordt onderscheid gemaakt tussen de bronzone, waar verontreinigingen met VOCL met een concentratie van 1.500 microgram per liter en meer voorkomen, en de pluim, waar lagere concentraties voorkomen maar wel boven de interventiewaarde.
Amvest is eigenaresse van het landgoed Beresteijn in de omgeving van de locatie van de voormalige zilverfabriek. De pluim overlapt een deel van dit landgoed.
Instemming van rechtswege
2. In artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming is bepaald dat gedeputeerde staten binnen vijftien weken na de indiening van het saneringsplan besluiten over instemming. Zij kunnen deze termijn verlengen met ten hoogste vijftien weken. De instemming is van rechtswege verleend indien niet binnen de instemmingstermijn van vijftien weken of voor de afloop van de termijn waarmee is verlengd een beslissing is genomen.
2.1. De beslistermijn is in dit geval verlengd met vijftien weken en bedroeg in totaal dertig weken na 17 december 2014. Hiervan uitgaande eindigde de beslistermijn op 15 juli 2015 en is bij het uitblijven van een beslissing van het college de dag na het verstrijken van de termijn, op 16 juli 2015, van rechtswege instemming met het saneringsplan verleend.
2.2. Het college en Amvest betogen dat de beslistermijn niet op 15 juli 2015 is geëindigd. Deze zou een aantal keer ingevolge artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht zijn opgeschort omdat het college Amex een meermaals mondeling en per mail om gegevens heeft gevraagd in verband met de beslissing over het saneringsplan.
2.3. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan besluiten een aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Ingevolge artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a, wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort met ingang van de dag na die waarop het bestuursorgaan de aanvrager krachtens artikel 4:5 uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
2.4. In haar uitspraken van 6 november 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AE9864, en 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1453, heeft de Afdeling geoordeeld dat - anders dan uit de door Amvest vermelde uitspraak van de Afdeling van 17 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL4121, zou kunnen worden afgeleid - een uitnodiging om aanvulling van de aanvraag waarin geen termijn is gesteld voor die aanvulling, niet kan worden aangemerkt als een krachtens artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gedane uitnodiging om de aanvraag aan te vullen, die ingevolge artikel 4:15 leidt tot het opschorten van de beslistermijn. In de door het college en Amvest aangehaalde mondelinge contacten en mails is geen termijn gegeven om de aanvraag aan te vullen. Deze contacten en mails hebben reeds hierom niet geleid tot het opschorten van de beslistermijn.
2.5. Gezien het voorgaande is op 16 juli 2015 van rechtswege ingestemd met het saneringsplan. Het college was niet bevoegd om de dag erna opnieuw in te stemmen. Het beroep tegen het besluit van 17 juli 2015 is gegrond. Dit besluit moet worden vernietigd.
Beroep tegen besluit van rechtswege
3. Het tegen het onbevoegd genomen besluit van 17 juli 2015 ingestelde beroep van 27 augustus 2015 moet worden geacht mede betrekking te hebben op de op 16 juli 2015 van rechtswege verleende instemming (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 16 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM7792). Het op 6 oktober 2015 tegen de instemming van rechtswege ingediende beroepschrift moet worden beschouwd als een aanvulling van de beroepsgronden tegen het besluit van rechtswege. Het hiervoor geheven griffierecht zal door de Afdeling worden teruggestort.
4. Amvest kan zich niet met de instemming met het saneringsplan verenigen, omdat de in het saneringsplan gekozen aanpak van zowel de bronzone als de pluim volgens haar tekortschiet.
5. Ingevolge artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming kan slechts met een saneringsplan worden ingestemd indien door de daarin beschreven sanering naar het oordeel van het college wordt voldaan aan het bij of krachtens artikel 38 bepaalde.
Bij de beoordeling van de beroepsgronden van Amvest staat dan ook primair ter beoordeling of de sanering ertoe leidt dat, conform artikel 38, eerste lid, van de Wet bodembescherming:
a. de bodem ten minste geschikt wordt gemaakt voor de functie die hij na de sanering krijgt waarbij het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt;
b. het risico van de verspreiding van verontreinigende stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt;
c. de noodzaak tot het nemen van maatregelen en beperkingen in het gebruik van de bodem als bedoeld in artikel 39c en artikel 39d zoveel mogelijk wordt beperkt.
6. Hierna bespreekt de Afdeling eerst de gronden die betrekking hebben op de aanpak van de bronzone, en daarna de gronden die betrekking hebben op de aanpak van de pluim.
Bronzone
7. De bronzone zal volgens het saneringsplan worden gesaneerd met een biologische variant, die erop neerkomt dat in de bronzone een langdurig werkend reagens wordt gebracht, dat de omzetting van de verontreiniging door bacteriën in ongevaarlijke stoffen stimuleert.
In het saneringsplan is weergegeven dat de omzetting alleen plaatsvindt bij opgeloste verontreiniging en niet of nauwelijks bij nog onopgelost PER, aangeduid als puur product. De sanering heeft dan ook niet zozeer betrekking op het verwijderen van de in de bronzone aanwezige verontreiniging in de vorm van het puur product, maar van het tegengaan van nalevering van verontreiniging aan de pluim. Wel zal ook enige sanering van puur product plaatsvinden, omdat stimulering van bacteriële activiteit het in oplossing gaan van puur product versnelt.
Het puur product zal na verloop van tijd steeds meer in slecht doorlatende lagen en kleinere poriën trekken, en door adsorptie minder mobiel worden. Uiteindelijk ontstaat de situatie met een nog verontreinigde bronzone zonder bijbehorende sterk verontreinigde pluim.
7.1. Het saneringsplan formuleert als saneringsdoelstelling voor de deklaag in de bronzone een aantoonbaar voldoende afbraak om uiteindelijke verspreiding van de verontreiniging vanuit deze zone tegen te gaan. Als maatstaf hiervoor wordt gehanteerd dat een dechloreringsgraad van meer dan 70% wordt bereikt.
De saneringsdoelstelling voor het watervoerende pakket in de bronzone is dat voldoende biologische afbraak plaatsvindt van de verontreiniging en dat de VOCL-concentraties sterk zijn gereduceerd door de gestimuleerde afbraak. Als maatstaf hiervoor wordt gehanteerd dat een dechloreringsgraad van meer dan 70% en een reductie van de gemiddelde concentratie aan totaal VOCL van 90% wordt bereikt.
8. Amvest betoogt dat niet vaststaat dat het puur product na adsorptie minder mobiel wordt. Bovendien kan de versnelde oplossing van het puur product door de gekozen saneringsvariant mogelijk niet worden bijgehouden door de gestimuleerde afbraak. Partijen duiden dit aan als "overwhelming of the downgradient zone" (hierna: OTDZ). Al met al zal dit leiden tot een forse nalevering van verontreiniging uit de bronzone aan de pluim. Amvest is ook beducht voor de mogelijke verdere verspreiding van verontreiniging als gevolg van de injectie van substraat onder hoge druk in de bronzone. Het halen van de saneringsdoelstellingen is volgens Amvest niet realistisch. Zij vreest dat hierdoor het grondwater onder het landgoed Beresteijn, met name het ondiepe grondwater, verder verontreinigd zal raken en dat dit de ontwikkeling van het landgoed zal bemoeilijken wanneer voor bouwactiviteiten grondwater moet worden onttrokken, aldus Amvest.
8.1. Ter toelichting van het betoog van Amvest zijn in een aantal notities van Koala Mileu Advies (hierna: Koala) opmerkingen, vragen en kanttekeningen geplaatst bij de in het saneringsplan beschreven uitgangspunten. In deze notities wordt enerzijds gesteld dat nog niet voldoende informatie over de verontreiniging aanwezig is om te kunnen vaststellen of de gekozen saneringsvariant zal werken, en anderzijds dat er op voorhand van moet worden uitgegaan dat de gekozen saneringsvariant niet zal werken en de daarbij behorende saneringsdoelstellingen niet zullen worden gehaald. De Afdeling begrijpt het betoog aldus, dat zonder nader onderzoek niet kan worden vastgesteld dat de saneringsvariant zal werken.
8.2. Het saneringsplan is gebaseerd op onderzoek naar onder meer de bodemopbouw, de grondwaterstromingen, de aangetroffen verontreinigingen en de aanwezigheid van mogelijk kwetsbare objecten. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de met dit onderzoek verkregen informatie onvoldoende is om voor het geval van verontreiniging in een saneringsplan een keuze te maken over de saneringsvariant.
8.3. Amex heeft erop gewezen dat uit relatief recent onderzoek, Natural Attenuation of Chlorinated Solvent Source Zones, gepresenteerd op het in mei 2014 gehouden congres "Battelle congres Remediation of Chlorinated & Recalcitrant compounds", blijkt dat puur product in de loop van de tijd immobieler wordt, en dat daarvan dan ook terecht in het saneringsplan is uitgegaan.
Amvest heeft niet met concrete argumenten gestaafd waarom in het saneringsplan in dit opzicht van een verkeerd uitgangspunt is uitgegaan.
8.4. Amex heeft erop gewezen dat de gekozen biologische saneringsvariant een bewezen techniek is, en er geen reden is om aan te nemen dat deze in dit geval niet zal werken. Wat de vrees van Amvest dat OTDZ zal optreden betreft, heeft Amex ter zitting aangevoerd dat dit bijvoorbeeld zou kunnen optreden wanneer door hoge stroomsnelheden van het grondwater het geïnjecteerde substraat te snel zou worden afgevoerd. Dergelijke stroomsnelheden doen zich hier niet voor.
Verder zullen volgens Amex weliswaar in de nabijheid van het brongebied als gevolg van de biologische saneringsvariant verhoogde concentraties verontreinigingen ontstaan, maar die worden bij verplaatsing door de afbraak gereduceerd. Het grondwater ter plaatse zijgt in, zodat het volgens Amex uitgesloten is dat het naar de Afdeling aanneemt in ieder geval ondiepe grondwater bij het landgoed Beresteijn verder verontreinigd raakt.
Het college heeft hieraan toegevoegd dat door de aanwezigheid van een zeer slecht doorlatende laag in de deklaag de verontreiniging zich zeer langzaam verplaatst, waardoor er ruim voldoende tijd bestaat om de natuurlijke afbraak volledig tot ongevaarlijke afbraakproducten te kunnen laten verlopen.
De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de hiervoor weergegeven standpunten onjuist zijn. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de gevolgen van de gekozen saneringsvariant voor de kwaliteit van het grondwater in de omgeving, waaronder het landgoed Beresteijn, in dit opzicht zijn onderschat.
8.5. Amex heeft erop gewezen dat de injectie van het substraat geen horizontale verspreiding van verontreiniging hoeft te veroorzaken als gevolg van het wegdrukken van verontreinigingen, mits de injecties op een goede wijze worden uitgevoerd, dat wil zeggen van buiten naar binnen of eventueel met een kleine onttrekking van grondwater. Amvest heeft in reactie hierop erop gewezen dat deze wijze van injectie niet in detail in het saneringsplan is vastgelegd, maar heeft niet bestreden dat de injectie zodanig kan worden uitgevoerd, dat de door haar gevreesde horizontale verspreiding van verontreiniging niet zal plaatsvinden. Ook in dit opzicht is er geen grond voor het oordeel dat de gevolgen van de gekozen saneringsvariant voor de kwaliteit van het grondwater in de omgeving, waaronder het landgoed Beresteijn, zijn onderschat.
8.6. Ook in hetgeen Amvest voor het overige heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat zou moeten worden aangenomen dat in het saneringsplan een verkeerde voorstelling is gegeven van de werking van de gekozen saneringsvariant van de bronzone of dat de voor deze variant geformuleerde saneringsdoelstellingen niet zouden kunnen worden gehaald.
Het betoog faalt.
9. Amvest betoogt dat het gezien de baten en lasten onbegrijpelijk is dat wordt ingestemd met een sanering van de bronzone met een biologische aanpak en niet met een geohydrologische beheervariant.
9.1. In het saneringsplan is sanering met een geohydrologische beheervariant als een van de mogelijk toepasbare technieken beschreven. Deze variant komt erop neer dat uitstromend verontreinigd grondwater wordt onttrokken en bovengronds wordt gezuiverd.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat geohydrologische beheersing weliswaar een robuuste techniek is met weinig faalrisico’s, maar wel eeuwigdurend moet plaatsvinden, niet of nauwelijks leidt tot verwijdering van de vracht, minder extensief is dan de biologische variant en ook beduidend duurder is en minder duurzaam, omdat het een lange termijn belasting wat onder meer afval en energiegebruik betreft meebrengt. Het college is van oordeel dat de gekozen biologische aanpak van de verontreiniging voldoet aan het vereiste dat het risico van de verspreiding van verontreinigende stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt als bedoeld in artikel 38 van de Wet bodembescherming. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat het college dit standpunt niet op goede gronden kan innemen.
Het betoog faalt.
10. Amvest betoogt dat in het saneringsplan onvoldoende is voorzien in monitoring van het verloop van de verontreinigingen in de bronzone, en dat ten onrechte geen terugvalscenario’s zijn geformuleerd. Ten onrechte is niet voorzien in monitoring van het ondiepe grondwater, gezien het risico dat door het optreden van OTDZ dit grondwater op het landgoed Beresteijn verontreinigd zal raken, aldus Amvest.
10.1. In paragraaf 4.1.4 van het saneringsplan is concreet omschreven op welke wijze en voor welke parameters de verontreiniging in de bronzone zal worden gemonitord, onder meer om te beoordelen of de condities in het brongebied goed genoeg zijn voor het stimuleren van VOCL-afbraak. Verder is vermeld dat indien uit de monitoring blijkt dat de condities niet voldoende zijn, een aanvullende injectie met substraat zal worden uitgevoerd.
Amex heeft erop gewezen dat deze monitoring, anders dan Amvest veronderstelt, wel mede betrekking heeft op het risico van het optreden van OTDZ. Indien dit zou optreden, zou dit namelijk blijken uit de monitoring van de peilbuizen in het eerste watervoerende pakket. De Afdeling ziet geen aanleiding dit standpunt onjuist te achten.
Het college acht de in het saneringsplan beschreven monitoring van de bronzone voldoende. Ter zitting heeft het college erop gewezen dat het niet nodig is om in het saneringsplan terugvalopties te formuleren, omdat het college ook los daarvan kan optreden wanneer uit de monitoring blijkt dat de in het saneringsplan beschreven sanering niet leidt tot de daarin vastgelegde doelstellingen.
De Afdeling ziet het voorgaande in aanmerking genomen geen grond voor het oordeel dat het college het saneringsplan, wat de monitoring van de bronzone betreft, niet voldoende kon achten.
Het betoog faalt.
Pluim
11. De aanpak van de pluim bestaat uit monitoring, met als doel om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de pluim, aan te tonen dat de pluim op een zodanige diepte blijft dat er geen sprake is van humane risico’s en aan te tonen dat de pluim zich ontwikkelt conform de modellering.
12. Amvest betoogt dat voor deze aanpak is gekozen wegens de saneringskosten en dat in verband daarmee ten onrechte slechts een raming van de kosten in het saneringsplan is opgenomen.
12.1. Zoals hierna verder aan de orde komt zijn bij de afweging over de te kiezen saneringsvariant mede de daaraan verbonden kosten betrokken. Deze kosten zijn in het saneringsplan geraamd op 260.000 euro voor de gekozen variant, 1.900.000 euro voor een geohydrologische beheersing van de pluim, en 4.300.000 euro voor een sanering van de pluim. Ook zonder een verdere specificatie van die ramingen is duidelijk, en tussen partijen ook niet in geschil, dat de gekozen variant vele malen minder kostbaar is dan de andere beoordeelde varianten. Er is geen grond voor het oordeel dat een verdere specificatie van de kosten tot een andere afweging zou leiden.
Het betoog faalt reeds hierom.
13. Amvest wijst erop dat uit het saneringsplan blijkt dat op een zeker moment verontreiniging het water in recreatiegebied Vlietland zal bereiken. Daarmee is ten onrechte geen rekening gehouden. Bovendien is Vlietland mede gelet op de Europese regels over grondwater, een kwetsbaar object. Daarom kan gezien de Circulaire bodemsanering niet worden ingestemd met verspreiding van restverontreiniging. Verder is in het saneringsplan is vermeld dat buiten de bronzone, bij peilbuis 7011, verontreiniging met VOCL in een hogere concentratie dan 1.500 microgram per liter is aangetroffen. Dit is een tweede bronzone. Het saneringsplan voorziet volgens Amvest ten onrechte niet in de aanpak van de hier aangetroffen verontreiniging, mede omdat deze extra bron zou leiden tot veel hogere concentratie aan verontreiniging in de pluim wanneer deze Vlietland zal bereiken dan in het saneringsplan is berekend, aldus Amvest.
13.1. In het saneringsplan is berekend dat de pluim, die zich via de stroming van het grondwater steeds verder uitbreidt, omstreeks het jaar 2100 Vlietland bereikt met concentraties van 1.200 microgram CIS per liter en 700 microgram VC per liter. De daarmee gepaard gaande concentratie CIS in het water van Vlietland zal door verdunning in het slechtste geval maximaal 3,7 microgram per liter bedragen. Dit is lager dan de jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm voor landoppervlaktewater van 6,8 microgram per liter. De verontreiniging met VC is voor dit water niet relevant, omdat deze component meteen afbreekt in het zuurstofrijke oppervlaktewater.
Verder is berekend dat door de vermindering van de nalevering van verontreiniging aan de pluim als gevolg van de sanering van de bronzone, de pluim na ongeveer 125 jaar stabiel wordt voor de contouren van maximaal 150 microgram CIS per liter en 80 microgram VC per liter. Deze contouren bevinden zich op 200 respectievelijk 275 m van Vlietland. Buiten die contouren verspreidt zich verontreiniging in lagere concentraties, die in het water van Vlietland terecht zal komen. In het saneringsplan is berekend dat de daarmee gepaard gaande concentraties CIS in het water van Vlietland naar schatting maximaal 0,37 microgram per liter zal bedragen. De verontreiniging met VC is niet relevant, omdat deze component direct afbreekt in het zuurstofrijke water.
13.2. Wat betreft de door Amvest veronderstelde invloed van de bij peilbuis 7011 aangetroffen verontreiniging op de concentratie verontreiniging die bij Vlietland terecht zal komen, heeft het college gesteld dat de gehalten aan verontreiniging op de bedoelde locatie ver onder de maximale oplosbaarheid liggen, zodat ter plaatse geen puur product aanwezig is. De aanpak van de bronzone zal ertoe leiden dat op termijn het behandelde grondwater vanzelf de locatie bij peilbuis 7011 zal bereiken, waardoor de concentraties aan verontreinigende stoffen op deze locatie vanzelf nog verder zullen afnemen.
Amex heeft er verder op gewezen dat de bedoelde verontreinigingen afstromen richting Vlietlanden, en onderweg in concentratie zullen afnemen als gevolg van verdunning. Dit zal niet leiden tot andere gevolgen voor Vlietlanden dan in het saneringsplan zijn aangenomen.
Amvest heeft niet aannemelijk gemaakt dat het vorenstaande onjuist is. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat de in het saneringsplan berekende concentraties aan verontreiniging die bij Vlietland terecht zullen komen onjuist zijn.
13.3. Gezien het voorgaande is in het saneringsplan, anders dan Amvest betoogt, rekening gehouden met het terechtkomen van verontreiniging in Vlietland, en geconcludeerd dat dit hoogstens leidt tot een zeer lage concentratie verontreiniging in het water in Vlietland, die bovendien op termijn verder zal afnemen als gevolg van de sanering van de bronzone.
Dit betoog faalt.
14. De Circulaire bodemsanering bevat door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu opgestelde richtlijnen over bodemsanering. Paragraaf 1.2 vermeldt dat het bevoegd gezag uit een oogpunt van zorgvuldige besluitvorming rekening moet houden met deze richtlijnen, maar voor specifieke situaties gemotiveerd maatwerk mag toestaan.
Op blz. 50 van de Circulaire bodemsanering is vermeld dat bij nog verspreidende restverontreinigingen in het grondwater, zoals hier aan de orde is, in bijzondere situaties een saneringsresultaat waarbij nog sprake is van verspreiding van restverontreinigingen acceptabel kan zijn. Dit kan het geval zijn als de kosten van sanering extreem hoog zijn en niet in verhouding staan tot de daarmee te behalen milieuhygiënische en ruimtelijke winst, bijvoorbeeld door afwezigheid van gebruikspotenties van het grondwater en de afwezigheid van ruimtelijke dynamiek. Saneringsvarianten die leiden tot dit saneringsresultaat zijn, zo vermeldt de Circulaire bodemsanering, op voorhand uitgesloten bij aanwezigheid van kwetsbare objecten in de omgeving.
14.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten van sanering van de pluim extreem hoog zijn en niet in verhouding staan tot de daarmee te behalen winst. Ook zonder sanering van de pluim zal de invloed op de waterkwaliteit van Vlietland nagenoeg nihil zijn.
Voor zover Amvest al terecht heeft gesteld dat Vlietland als een kwetsbaar object in de zin van de Circulaire bodemsanering moet worden beschouwd heeft het college, zo nodig met maatwerk in afwijking van de in de Circulaire bodemsanering neergelegde richtlijnen, in redelijkheid kunnen oordelen dat in dit geval in overeenstemming met artikel 38 van de Wet bodembescherming het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt.
Het betoog faalt.
15. Amvest betoogt dat ten onrechte geen terugvalscenario in het saneringsplan is opgenomen voor het geval de sanering niet uitpakt zoals in het saneringsplan is aangenomen.
15.1. Het college heeft aangevoerd dat een specifiek faalscenario voor de pluim niet in het saneringsplan is uitgewerkt en ook niet kan worden uitgewerkt, omdat het tijdstip waarop dit eventueel in werking zou treden ver in de toekomst ligt.
Amex wijst er verder op dat in het saneringsplan is beschreven wat moet gebeuren wanneer uit de monitoring van de pluim blijkt dat deze zich anders ontwikkelt dan in het saneringsplan is aangenomen. Daarin is vastgelegd dat na 12 en na 30 jaar op basis van de grondwatermonitoring de grondwatermodellering wordt geüpdatet. Dit betekent dat er een nieuwe voorspelling van de verspreiding en concentraties van de verontreiniging met VOCL wordt berekend, inclusief de concentraties in het water van Vlietland. In het saneringsplan is verder vastgelegd dat indien die voorspellingen uitwijzen dat de berekende concentraties in het water niet acceptabel zijn, in overleg met het bevoegd gezag maatregelen worden genomen.
Gezien het voorgaande is in het saneringsplan rekening gehouden met de mogelijkheid dat de sanering anders uitpakt dan op basis van de thans beschikbare informatie wordt aangenomen, en is voorzien in het nemen van maatregelen wanneer dit in verband met de waterkwaliteit in Vlietland noodzakelijk is. Het standpunt van het college dat het niet mogelijk is om thans al concreet in het saneringsplan te bepalen welke maatregelen moeten worden getroffen, acht de Afdeling juist. Dit hangt immers af van de resultaten van in de verre toekomst te verrichten onderzoek.
Er is geen grond voor het oordeel dat het college zich niet op het standpunt kan stellen dat de in het saneringsplan beschreven sanering in dit opzicht voldoet aan het bij of krachtens artikel 38 van de Wet bodembescherming bepaalde.
Het betoog faalt.
16. Tot slot betoogt Amvest dat uit het saneringsplan niet duidelijk blijkt wanneer de sanering is afgerond en hoe zal worden voorzien in het financieel beheer van de nazorg.
16.1. In het saneringsplan is, zoals hiervoor aan de orde is gekomen, vastgelegd dat na 30 jaar op basis van de grondwatermonitoring de grondwatermodellering wordt geüpdatet en dat op basis daarvan zo nodig maatregelen worden getroffen. Naar het oordeel van de Afdeling kan de in het saneringsplan beschreven sanering als afgerond worden beschouwd nadat deze acties zijn uitgevoerd en is het plan in dit opzicht voldoende duidelijk.
Ingevolge artikel 39d van de Wet bodembescherming dient indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven tegelijk met, of zo spoedig mogelijk na de toezending van het verslag van de uitvoering van de sanering, door degene die de bodem heeft gesaneerd een nazorgplan te worden ingediend waarin die maatregelen worden beschreven. Het nazorgplan bevat tevens een begroting van de kosten van de maatregelen en, voor zover naast maatregelen ook beperkingen in het gebruik van de bodem noodzakelijk zijn, een beschrijving van deze beperkingen.
Gezien deze bepaling dient de financiering van eventuele nazorg niet te worden vastgesteld in het kader van (besluitvorming over) het saneringsplan dat thans ter beoordeling staat, maar in het kader van (de besluitvorming over) het mogelijk na de sanering in te dienen nazorgplan.
Het betoog faalt.
Slotsom
17. Het beroep tegen het besluit van 17 juli 2015 is gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd. Het beroep tegen de instemming van rechtswege met het saneringsplan van 16 juli 2015 is ongegrond. Gelet hierop kan in het midden blijven of, zoals Amex heeft betoogd, het in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen relativiteitsvereiste in de weg zou staan aan vernietiging van de instemming van rechtswege wegens de door Amvest ingeroepen strijd met de artikelen 38 en 39 van de Wet bodembescherming.
18. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Het verzoek om vergoeding van kosten voor de aanwezigheid ter zitting van een deskundige wijst de Afdeling niet toe, omdat niet overeenkomstig artikel 8:60, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uiterlijk een week voor de dag van de zitting mededeling is gedaan van het meebrengen van een deskundige.
Verder is verzocht om vergoeding van door Koala opgestelde deskundigenrapporten van 7 juli 2015 (tijdbesteding: 33 uur), 26 augustus 2015 (tijdbesteding: 22,5 uur), 26 januari 2016 (tijdbesteding: 13 uur) en 26 mei 2016 (tijdbesteding: 26 uur).
De notitie van 7 juli 2015 is gevoegd bij de door Amvest over het ontwerp van het besluit naar voren gebrachte zienswijze. De daarvoor gemaakte kosten kunnen niet worden beschouwd als voor het beroep tegen de instemming gemaakte kosten, en komen niet voor vergoeding in aanmerking.
De kosten van een deskundige zijn redelijkerwijs gemaakt indien het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Het inroepen van Koala als deskundige was op zichzelf redelijk. De door Koala opgestelde notities bevatten, zoals in de aanhef van de notities ook is vermeld, commentaar op het besluit van 17 juli 2015, op het verweerschrift en op een door Amex in geding gebrachte notitie. De onderwerpen en argumenten die hierbij aan de orde komen zijn in grote lijnen dezelfde als die Koala in haar notitie van 7 juli 2015 al heeft aangesneden. Naar het oordeel van de Afdeling was voor het opstellen van de notities redelijkerwijs niet 61,5 uur nodig. Zij zal uitgaan van een tijdbesteding van 8 uur per notitie. Voor het vergoeden van de kosten van het opstellen van een deskundigenrapport hanteert de Afdeling een forfaitair bedrag van € 75,00 per uur, zodat het te vergoeden bedrag voor het opstellen van de notities in totaal € 1.800,00 bedraagt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 17 juli 2015, kenmerk 20156016542, gegrond;
II. vernietigt het onder I bedoelde besluit;
III. verklaart het beroep tegen de instemming van rechtswege met het saneringsplan van 16 juli 2015 ongegrond;
IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AMVEST Woningen-NOVA Projectontwikkeling B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2801,90 (zegge: tweeduizend achthonderdeen euro en negentig cent), waarvan € 992,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AMVEST Woningen-NOVA Projectontwikkeling B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) vergoedt;
VI. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AMVEST Woningen-NOVA Projectontwikkeling B.V. het voor het op 6 oktober 2015 ingediende beroepschrift betaalde griffierecht terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Van der Zijpp
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2016
262.