ECLI:NL:RVS:2016:2473

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
201508313/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen wijziging voorschot kinderopvangtoeslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 1 oktober 2015 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De Belastingdienst/Toeslagen had op 14 januari 2015 het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2010 gewijzigd naar nihil. Dit besluit werd genomen omdat [appellante] niet alle kosten van de gastouderopvang had betaald en geen geldige overeenkomst voor de opvang kon overleggen. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht had geoordeeld dat [appellante] geen recht had op kinderopvangtoeslag, omdat zij niet kon aantonen dat de opvang op basis van een overeenkomst had plaatsgevonden.

Tijdens de zitting op 31 augustus 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De Belastingdienst/Toeslagen was vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer. [appellante] betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat zij wel degelijk kosten had gemaakt voor de gastouderopvang. De Afdeling overwoog dat [appellante] in haar jaaropgave een bedrag van € 19.689,00 aan kosten voor gastouderopvang had vermeld, maar dat de Belastingdienst/Toeslagen slechts € 11.712,00 aan voorschotten had overgemaakt en dat [appellante] zelf slechts € 5.117,00 aan het gastouderbureau had betaald. Dit leidde tot de conclusie dat de gastouderopvang niet op basis van een overeenkomst had plaatsgevonden, zoals vereist door de wet.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 september 2016.

Uitspraak

201508313/1/A2.
Datum uitspraak: 14 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 1 oktober 2015 in zaak nr. 15/3134 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 14 januari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [appellante] voor het jaar 2010 gewijzigd naar nihil.
Bij besluit van 7 mei 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 oktober 2015 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2016, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, aldaar werkzaam, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] heeft in 2010 voor haar twee kinderen gebruik gemaakt van gastouderopvang door tussenkomst van [gastouderbureau]. Daarvoor heeft zij kinderopvangtoeslag aangevraagd en in de vorm van een voorschot ontvangen. Na controle is het voorschot bij het besluit van 14 januari 2015 herzien naar nihil.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit van 7 mei 2015 waarbij het besluit van 14 januari 2015 is gehandhaafd ten grondslag gelegd dat [appellante] geen recht heeft op kinderopvangtoeslag over 2010 omdat zij niet alle kosten van gastouderopvang heeft betaald en zij geen overeenkomst voor gastouderopvang heeft overgelegd.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld, dat [appellante] over 2010 geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. [appellante] heeft niet aangetoond dat de gastouderopvang heeft plaatsgevonden op basis van een overeenkomst. De overgelegde overeenkomst is niet ondertekend en in de overeenkomst zijn niet de voor de opvang te betalen prijs per uur, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar en de namen en geboortedata van de kinderen vermeld. [appellante] heeft met de overgelegde bankafschriften evenmin aangetoond dat zij de uit de jaaropgave blijkende kosten volledig heeft betaald, aldus de rechtbank.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Belastingdienst/Toeslagen zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij niet heeft aangetoond over 2010 kosten van gastouderopvang te hebben betaald.
3.1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 5, van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1º. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2º. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3º. de soort kinderopvang.
Bij de wet van 7 juli 2010 tot wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2010, 296) is de citeertitel van de Wet kinderopvang met ingang van 1 augustus 2010 gewijzigd in Wkkp en zijn de artikelen 1 tot en met 89 vernummerd tot 1.1 tot en met 1.89.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekt een belanghebbende de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5679) volgt uit artikel 18 van de Awir, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko en artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wkkp dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte daarvan is.
3.3. In de door [appellante] overgelegde jaaropgave 2010 is vermeld dat [appellante] een bedrag van € 19.689,00 aan kosten voor gastouderopvang heeft gehad. De Belastingdienst/Toeslagen heeft een bedrag van € 11.712,00 aan voorschotten aan [gastouderbureau] overgemaakt. Uit de door [appellante] overgelegde bankafschriften blijkt dat [appellante] een bedrag van € 5.117,00 aan het gastouderbureau heeft betaald. Het bedrag aan kosten dat [appellante] aantoonbaar heeft betaald is derhalve in totaal € 16.829,00.
Nu het bedrag aan kosten dat [appellante] blijkens de jaaropgave verschuldigd is niet overeenkomt met het bedrag van de daadwerkelijk betaalde kosten, moet worden aangenomen dat de gastouderopvang niet op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Wko, vanaf 1 augustus 2010 artikel 1.52, eerste lid, van de Wkkp heeft plaatsgevonden.
3.4. Het betoog faalt.
4. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [appellante] over 2010 geen recht heeft op kinderopvangtoeslag en de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot daarom terecht heeft herzien naar nihil, zodat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd over de overeenkomst geen bespreking behoeft.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Bijloos w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2016
480-809.