ECLI:NL:RVS:2016:2451

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
201601347/1/R1 en 201601348/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplannen in het kader van het project Maasdal Velden

In deze zaak heeft de Raad van State op 14 september 2016 uitspraak gedaan over de beroepen van de commanditaire vennootschap Ruimte voor Ruimte Limburg C.V. (RvR Limburg) tegen de vaststelling van twee bestemmingsplannen door de raad van de gemeente Venlo. De bestemmingsplannen, die betrekking hebben op de percelen Vorstweg 54 en Ebberstraat 8, zijn vastgesteld in het kader van het project Maasdal Velden, dat gericht is op de uitplaatsing van bedrijven uit het Maasdal en de realisatie van woningen ter compensatie. RvR Limburg heeft beroep ingesteld omdat zij meent dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt, aangezien zij uitvoering geeft aan de provinciale ruimte-voor-ruimte-regeling. De raad van de gemeente Venlo heeft echter betoogd dat RvR Limburg geen rechtstreeks belang heeft bij de vaststelling van de bestemmingsplannen, omdat zij geen eigendoms- of andere zakelijke rechten heeft op de betrokken gronden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat RvR Limburg niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat er geen voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang aanwezig is dat haar onderscheidt van anderen. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het hebben van een rechtstreeks belang bij een besluit om als belanghebbende te worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

201601347/1/R1 en 201601348/1/R1.
Datum uitspraak: 14 september 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in de gedingen tussen:
de commanditaire vennootschap Ruimte voor Ruimte Limburg C.V. (hierna: RvR Limburg), gevestigd te Maastricht,
appellante,
en
de raad van de gemeente Venlo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Maasdal Velden, Vorstweg 54" vastgesteld.
Bij besluit van 16 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Maasdal Velden, Ebberstraat 8" vastgesteld.
Tegen deze besluiten heeft RvR Limburg beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
RvR Limburg heeft een nader stuk ingediend.
De zaken zijn door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaken gelijktijdig ter zitting behandeld op 28 juli 2016, waar RvR Limburg, vertegenwoordigd door J.J.H. Kremer, werkzaam bij RvR Limburg, bijgestaan door mr. J.L. Stoop, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken en mr. R.P.M. Keulers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende], projectontwikkelaar van het perceel Vorstweg 54, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1. De bestemmingsplannen zijn vastgesteld in het kader van het project Maasdal Velden van de gemeente Venlo. Dit project behelst de uitplaatsing van 13 bedrijven uit het Maasdal bij Velden ten behoeve van het vrijwaren van het rivierdal van bebouwing. Het project Maasdal stelt als doel om in 2024 ruim 60% van de glasopstanden en bedrijfsgebouwen in het Maasdal te slopen. Ter compensatie worden, verspreid over een periode van 12 jaar, maximaal 30 woningen gerealiseerd.
1.1. Op het perceel Vorstweg 54 is een glastuinbouwbedrijf gevestigd. Dit bedrijf zal worden beëindigd. In ruil voor de beëindiging van het bedrijf zal de ondernemer de bestaande bedrijfswoning op het perceel Vorstweg 54 in gebruik nemen als burgerwoning. Daarnaast mag de ondernemer een nieuwe woning realiseren op een perceel Genooierweg ongenummerd buiten het rivierbed. Het bestemmingsplan "Maasdal Velden, Vorstweg 54" voorziet in planologische regelingen voor beide percelen.
1.2. Op het perceel Ebberstraat 8 is eveneens een glastuinbouwbedrijf gevestigd. Ook dit bedrijf zal worden beëindigd. In ruil voor de beëindiging van het bedrijf zal de ondernemer de bestaande bedrijfswoning op het perceel Ebberstraat 8 in gebruik nemen als burgerwoning. Daarnaast mag de ondernemer een nieuwe woning realiseren op het perceel Beckersweg ongenummerd buiten het rivierbed. Het bestemmingsplan "Maasdal Velden, Ebberstraat 8" voorziet in planologische regelingen voor beide percelen.
2. Tegen de bestemmingsplannen is beroep ingesteld door RvR Limburg. RvR Limburg geeft uitvoering aan de provinciale ruimte-voor-ruimte-regeling. Op grond van die regeling is woningbouw in het buitengebied mogelijk als daartoe agrarische bebouwing in het buitengebied wordt gesloopt. Ter zitting heeft RvR Limburg toegelicht dat zij percelen die in aanmerking komen voor de regeling aankoopt, bouwrijp maakt en een bestemmingsplan opstelt voor een woonbestemming op de percelen. Vervolgens worden de bouwkavels voor verkoop aangeboden. De sloop van de agrarische bebouwing is voorgefinancierd door de provincie en inmiddels voltooid. RvR Limburg heeft verder ter zitting onweersproken gesteld dat zij exclusief bevoegd is om uitvoering te geven aan de provinciale ruimte-voor-ruimte-regeling.
3. De raad stelt zich op het standpunt dat RvR Limburg geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) omdat zij niet rechtstreeks in haar belangen wordt geraakt door de vaststelling van de bestemmingsplannen.
3.1. RvR Limburg stelt dat zij belanghebbende is bij beide bestemmingsplannen. Daartoe voert zij aan dat de gemeente met RvR Limburg heeft afgesproken medewerking te verlenen aan de uitvoering van de ruimte-voor-ruimte-regeling ten aanzien van 10 kavels in het kader van de zogenoemde tweede tranche van de regeling. Er zijn door de gemeente echter pas 7 kavels aangewezen die in beginsel geschikt zouden zijn voor woningbouw. RvR Limburg stelt dat zij de percelen in de plangebieden zelf tot ruimte-voor-ruimte-kavel had kunnen ontwikkelen. Door daaraan geen medewerking te verlenen voldoet de gemeente niet aan haar taakstelling op grond van de ruimte-voor-ruimte-regeling en gaat zij voorbij aan het prioritaire karakter van die regeling. Dat prioritaire karakter, inhoudende dat in eerste instantie moet worden gekeken of woningbouw in het buitengebied mogelijk is met toepassing van de regeling alvorens daartoe ander beleid aan te wenden, volgt uit verschillende provinciale documenten, aldus RvR Limburg.
RvR Limburg voert verder aan dat de bestemmingsplannen ontwikkelingen mogelijk maken die concurreren met de ontwikkelingsmogelijkheden op de bouwkavels die RvR Limburg aanbiedt. Het gaat namelijk in beide gevallen om woningbouwkavels voor vrijstaande woningen op ruime percelen in het buitengebied. Door de vaststelling van de plannen zal de verkoop van de bouwkavels die RvR Limburg aanbiedt worden bemoeilijkt.
3.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt, moet een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang aanwezig zijn dat de betrokkene voldoende onderscheidt van anderen en dat door het besluit rechtstreeks wordt geraakt.
3.3. Ter zitting is vast komen te staan dat RvR Limburg geen eigendoms- of andere zakelijke rechten heeft op gronden in of nabij beide plangebieden. Uit dien hoofde kan RvR Limburg niet als belanghebbende worden aangemerkt. Onder verwijzing naar de uitspraak van 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:235, en de uitspraak van 22 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1747, overweegt de Afdeling dat zich niettemin omstandigheden kunnen voordoen waaronder een rechtstreeks betrokken belang bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan bestaat.
In de uitspraak van 4 februari 2015 had degene die beroep had ingesteld een intentieovereenkomst gesloten met het gemeentebestuur over de ontwikkeling en de realisering van het plangebied alsmede een overeenkomst met een grondeigenaar om gronden in het plangebied te verwerven. In de uitspraak van 22 juni 2016 was door de desbetreffende partij met het gemeentebestuur in het kader van publiek-private samenwerking als ontwikkelende partij een zogeheten hoofdovereenkomst gesloten, welke gerelateerd is aan de uit te geven gronden.
3.4. In de voorliggende gevallen is niet gebleken dat tussen RvR Limburg en de gemeente overeenkomsten zijn gesloten over de ontwikkeling van ruimte-voor-ruimte-kavels in de plangebieden. Voor zover RvR Limburg stelt een rechtstreeks belang te ontlenen aan de afspraken die in het kader van de tweede tranche zijn gemaakt over medewerking van de gemeente aan de ontwikkeling van ruimte-voor-ruimte-kavels, overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting onweersproken heeft gesteld dat de tweede tranche een vanuit de gemeente onverplichte medewerking behelst waarbij de gemeente percelen heeft aangewezen die in beginsel geschikt zijn voor woningbouw, aanvullend op de percelen die in het kader van de eerste tranche al waren aangewezen. In het kader van de eerste tranche was overigens wel een bestuursovereenkomst gesloten die inmiddels is beëindigd.
Voor zover RvR Limburg een aanspraak op ontwikkeling van de gronden in het plangebied stelt te ontlenen aan het prioritaire karakter van de ruimte-voor-ruimte-regeling, overweegt de Afdeling dat uit de door haar overgelegde provinciale documenten, waaronder het Limburgs Kwaliteitsmenu, moet worden afgeleid dat de provincie een sterk belang hecht aan afronding van het project Ruimte voor Ruimte. De ruimte-voor-ruimte-regeling strekt echter niet zo ver dat gemeenten er toe verplicht zijn de regeling toe te passen bij nieuwe woningbouw in het buitengebied en RvR Limburg daarbij als ontwikkelende partij moeten betrekken.
3.5. RvR Limburg heeft voorts gesteld dat zij als concurrent een rechtstreeks belang bij de bestemmingsplannen heeft. In dat verband heeft zij gewezen op de uitspraak van 27 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7483. In die uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende is. Dit is bij bestemmingsplannen slechts het geval indien de onderneming in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als de in het plan voorziene bedrijvigheid. Uit de uitspraak van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:183, volgt dat deze jurisprudentie ook van toepassing is op concurrerende vastgoedeigenaren.
Zoals ook onder 3.3 is vermeld heeft RvR Limburg geen gronden in eigendom in de omgeving van de plangebieden. De aanspraak die RvR Limburg stelt te hebben op de 7 kavels die door de gemeente zijn aangewezen als in beginsel geschikt voor woningbouw, bestaat eruit dat de eigenaren van de kavels belangstelling hebben getoond voor ontwikkeling van hun kavel in het kader van de ruimte-voor-ruimte-regeling en zich bij RvR Limburg hebben aangemeld. Of en zo ja, wanneer, RvR Limburg de eigendom van de kavels zal verkrijgen is gelet hierop onzeker. De enkele wens van RvR Limburg om in de omgeving van de plangebieden. woningbouwkavels te ontwikkelen is onvoldoende om een rechtstreeks belang in de hoedanigheid van concurrent bij de bestreden besluiten aan te nemen.
4. De conclusie is dat RvR Limburg geen rechtstreeks belang heeft bij de vaststelling van de bestemmingsplannen. Zij is daarom niet aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
5. De beroepen zijn niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.
w.g. Koeman w.g. Van Loo
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2016
418-821.