ECLI:NL:RVS:2016:1770
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking verblijfsvergunning asiel en risico op schending mensenrechten bij terugkeer
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 december 2015. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris om de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in te trekken, vernietigd. De staatssecretaris had op 25 februari 2015 besloten de verblijfsvergunning in te trekken, omdat hij van mening was dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Mogadishu een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond verklaard. De rechtbank had volgens de Afdeling ten onrechte overwogen dat de staatssecretaris ondeugdelijk had gemotiveerd dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij in gevaar zou komen bij terugkeer. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Dit betekent dat de intrekking van de verblijfsvergunning door de staatssecretaris in stand blijft.
De uitspraak is gedaan op 15 juni 2016 door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de zaak is in het openbaar uitgesproken.