201508941/1/A2.
Datum uitspraak: 15 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Panelen Holland B.V., gevestigd te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Radeko Metaalbouw B.V., gevestigd te Holwerd, gemeente Dongeradeel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kumij B.V., gevestigd te Groningen,
appellanten (hierna ook tezamen: Panelen Holland en anderen),
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 oktober 2015 in zaken nrs. 15/1365, 15/1368 en 15/1369 in het geding tussen:
Panelen Holland en anderen
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2014 heeft de minister 38 aanvragen van Panelen Holland, 23 aanvragen van Radeko Metaalbouw en 50 aanvragen van Kumij om subsidie in het kader van de Subsidieregeling praktijkleren (hierna: de Subsidieregeling) afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 3 maart 2015 heeft de minister de door Panelen Holland en anderen daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 oktober 2015 heeft de rechtbank de door Panelen Holland en anderen daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Panelen Holland en anderen hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 mei 2016, waar Panelen Holland en anderen, vertegenwoordigd door hun eigenaar, bijgestaan door mr. M.M. Mokveld en mr. L.H.E. Møller, beiden advocaat te Den Haag, en de minister, vertegenwoordigd door mr. R.J. Oskam, werkzaam bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Panelen Holland en anderen bouwen, renoveren en onderhouden gevels van uiteenlopende bouwwerken. Zij leiden sinds 1997 jongeren op in het vak geveltechniek. Sinds 2011 bieden zij praktijkleerplaatsen voor beroepsopleidingen op mbo-niveau aan. Het onderwijs voor deze leerplaatsen wordt verzorgd door Global Academy. Bij formulieren van onderscheidenlijk 4, 11 en 15 september 2014 hebben Panelen Holland en anderen in totaal 111 subsidieaanvragen ingediend voor binnen hun bedrijven door Global Academy verzorgde praktijkleerplaatsen.
Aan de besluiten van 3 maart 2015 heeft de minister ten grondslag gelegd dat Panelen Holland en anderen niet voldoen aan het bepaalde in artikel 5, aanhef en onder a, van de Subsidieregeling, omdat de verplichte generieke vakken rekenen, Nederlands en Engels geen onderdeel uitmaken van de opleidingen die door Global Academy zijn aangeboden, zodat niet wordt voldaan aan de vereisten die in het kwalificatiedossier zijn opgenomen en de opleidingen derhalve niet zijn gericht op het behalen van een kwalificatie.
2. Artikel 5, aanhef en onder a, van de Subsidieregeling bepaalt dat subsidie slechts wordt verstrekt voor zover de deelnemer gedurende het desbetreffende studiejaar of een deel daarvan een beroepsopleiding heeft gevolgd die is gericht op het behalen van een kwalificatie die is opgenomen in het Centraal register beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 6.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: Web). Volgens de in het Centraal register beroepsonderwijs opgenomen kwalificatiedossiers dienen de vakken rekenen, Nederlands en Engels of Duits onderdeel uit te maken van de door Global Academy aangeboden opleidingen. Niet in geschil is dat de vakken rekenen, Nederlands en Engels of Duits niet in de door Global Academy binnen Panelen Holland en anderen verzorgde opleidingstrajecten waren opgenomen. In geschil is of Panelen Holland en anderen desondanks aanspraak op subsidie hebben. Ter zitting hebben Panelen Holland en anderen toegelicht dat het hun uitsluitend gaat om leerlingen die vóór augustus 2012 bij hen aan een driejarig opleidingstraject zijn begonnen. Als zij geen aanspraak kunnen maken op subsidie, zullen Panelen Holland en anderen voor deze leerlingen een halfjaar onderwijs geheel zelf moeten bekostigen, omdat zij met hen zijn overeengekomen een volledig opleidingstraject aan te bieden.
3. Panelen Holland en anderen stellen zich op het standpunt dat de minister aan de subsidieverlening ten onrechte de voorwaarde heeft verbonden dat de vakken rekenen, Nederlands en Engels of Duits onderdeel dienen uit te maken van de door Global Academy verzorgde opleidingen.
4. Panelen Holland en anderen betogen in dit verband in de eerste plaats dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Subsidieregeling de feitelijke opvolger is van een regeling die was opgenomen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: Wva), waarin de genoemde voorwaarde niet werd gesteld en de wetgever blijkens de parlementaire geschiedenis niet heeft bedoeld om met de Subsidieregeling aan het praktijkonderwijs andere voorwaarden te stellen dan onder het regime van de Wva.
4.1. De Wva voorzag in een regeling die bedrijven die praktijkleerplaatsen voor beroepsopleidingen faciliteerden onder bepaalde voorwaarden fiscale voordelen bood. Deze regeling is op 1 januari 2014 komen te vervallen. De Subsidieregeling geldt als vervanging voor deze regeling. Net als de eerder in de Wva opgenomen regeling is echter de Subsidieregeling bedoeld om bedrijven te stimuleren leerwerkplekken aan te bieden (zie Kamerstukken II 2012/13 33 650, nr. 2, blz. 1-2). Waar, zoals blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:38, de Wva ook fiscale voordelen bood aan bedrijven die het behalen van deelkwalificaties faciliteerden, is de Subsidieregeling expliciet niet bedoeld om het aanbieden van niet volwaardige opleidingen te stimuleren. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever heeft beoogd slechts subsidie te verstrekken voor volwaardige opleidingen (zie onder meer Kamerstukken II 2012/13 33 650, nr. 2, met name blz. 3 en nr. 3, met name blz. 14). Dit heeft hij onder meer tot uitdrukking gebracht in artikel 5, aanhef en onder a, van de Subsidieregeling. Niet valt in te zien waarom, hoewel de nieuwe stimuleringsregeling de opvolger is van de oude, in de nieuwe regeling geen andere voorwaarden kunnen worden opgenomen dan in de oude. Evenmin valt in te zien waarom hierdoor rechtsongelijkheid ontstaat, zoals Panelen Holland en anderen stellen, nu onder het nieuwe regime alle aanvragers aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen. Het betoog faalt.
5. Panelen Holland en anderen betogen in de tweede plaats dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat uit het in artikel 32 van de Subsidieregeling neergelegde overgangsrecht volgt dat zij niet aan de in het kwalificatiedossier opgenomen voorwaarden hoeven te voldoen. Ingevolge deze bepaling zijn artikel 5, aanhef en onder b, en artikel 30, vierde lid, niet van toepassing op praktijkleerplaatsen die zijn aangevangen voor 1 augustus 2013. Aangezien het praktijkonderwijs dat door Global Academy werd aangeboden al voor die datum is gestart, hoeft niet te worden voldaan aan de kwalificatievoorwaarden, aldus Panelen Holland en anderen.
5.1. Ingevolge artikel 32 van de Subsidieregeling zijn de artikelen 5, aanhef en onder b, en 30, vierde lid, niet van toepassing op praktijkleerplaatsen die zijn aangevangen voor 1 augustus 2013. Omdat artikel 5, aanhef en onder a, in deze bepaling niet wordt genoemd, kunnen Panelen Holland en anderen niet worden gevolgd in hun standpunt dat het overgangsrecht hier ook betrekking op heeft.
Ingevolge artikel 5, aanhef en onder b, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover het onderwijsprogramma van de beroepsopleiding, bedoeld onder a, aan de eisen met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming voldoet als bedoeld in artikel 7.2.7, vierde lid, van de Web. Hoewel Panelen Holland en anderen op zichzelf met juistheid stellen dat artikel 5, aanhef en onder b, van de Subsidieregeling moet worden gelezen in samenhang met het bepaalde in die aanhef en onder a, doet dit niet af aan het hiervoor overwogene, nu in het bepaalde onder a een op zichzelf staande voorwaarde bevat.
Het betoog faalt.
6. Panelen Holland en anderen betogen in de derde plaats dat de rechtbank ten onrechte het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9822 niet analoog heeft toegepast op hun situatie. In dit arrest heeft het hof geoordeeld dat een deelkwalificatie moet worden aangemerkt als een opleiding als bedoeld in artikel 14 van de Wva gelezen in samenhang met artikel 7.2.2 van de Web. De Hoge Raad heeft dit oordeel van het hof inmiddels bekrachtigd in zijn hiervoor aangehaalde arrest van 15 januari 2016. Hoewel de vakken rekenen, Nederlands en Engels of Duits geen onderdeel uitmaken van door Global Academy verzorgde opleidingen, dienen deze opleidingen wel als opleidingen als bedoeld in evengenoemde bepalingen te worden beschouwd, aldus Panelen Holland en anderen. 6.1. Panelen Holland en anderen gaan er met hun betoog aan voorbij dat hen door de minister niet wordt tegengeworpen dat de door Global Academy binnen hun bedrijven verzorgde opleidingen geen opleidingen zijn in de in artikel 14 van de Wva gelezen in samenhang met artikel 7.2.2 van de Web omschreven zin, maar dat die opleidingen niet voldoen aan het in artikel 5, aanhef en onder a, van de Subsidieregeling bepaalde. Hetgeen het Hof en de Hoge Raad hebben overwogen kan hun reeds daarom niet baten.
Het betoog faalt.
7. Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de minister aan de subsidieverlening de voorwaarde heeft kunnen verbinden dat de vakken rekenen, Nederlands en Engels of Duits onderdeel dienen uit te maken van de door Global Academy verzorgde opleidingen. Dat deze vakken desgewenst ook (extern) gevolgd konden worden, zoals Panelen Holland en anderen stellen, doet dan ook niet ter zake.
8. Het voorgaande betekent dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de minister de aanvragen van Panelen Holland en anderen om subsidie in het kader van de Subsidieregeling terecht heeft afgewezen.
9. Panelen Holland en anderen hebben ter zitting te kennen gegeven met de verschillende hierboven besproken gronden bedoeld uitdrukking te hebben willen geven aan hun standpunt dat de minister, door geen overgangsregeling te ontwikkelen die voorziet in een tegemoetkoming voor het aanbieden van praktijkleerplaatsen aan leerlingen die vóór augustus 2012 bij hen aan een opleidingstraject zijn begonnen, in strijd heeft gehandeld met het in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde evenredigheidsbeginsel. Panelen Holland en anderen kunnen in dit standpunt niet worden gevolgd, reeds omdat de minister er in het geheel niet toe gehouden was een subsidieregeling te ontwikkelen die kan worden aangesproken door bedrijven die praktijkleerplaatsen voor beroepsopleidingen faciliteren, laat staan dat hij gehouden was een overgangsregeling te treffen.
10. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Slump
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2016
735.