ECLI:NL:RVS:2016:1633

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
201504831/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de terugvordering van kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van [appellant] ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2011 door de Belastingdienst/Toeslagen, waarbij een bedrag van € 10.018,00 aan ten onrechte verstrekte voorschotten werd teruggevorderd. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet had aangetoond dat hij de kosten van kinderopvang bij [BSO] volledig had voldaan, wat leidde tot de conclusie dat hij geen recht had op de kinderopvangtoeslag voor die kosten.

Tijdens de zitting op 27 mei 2016 heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij alle kosten voor de kinderopvang bij [BSO] had voldaan. Hij voerde aan dat een medewerker van de Belastingdienst/Toeslagen hem had meegedeeld dat er een bedrag van € 2.307,50 te weinig was betaald voor de opvang in de periode september tot en met december 2011. [appellant] meende dat hij dit bedrag had voldaan, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen.

De Afdeling heeft overwogen dat het aan [appellant] is om aan te tonen dat hij de kosten van kinderopvang heeft gemaakt en dat hij deze kosten volledig heeft voldaan. De overgelegde facturen en bankafschriften gaven geen voldoende bewijs van de betalingen die [appellant] zou hebben gedaan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201504831/1/A2.
Datum uitspraak: 15 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 1 mei 2015 in zaak nr. 14/7813 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag voor [appellant] voor het jaar 2011 definitief vastgesteld op € 12.794,00 en een bedrag van € 10.018,00 aan ten onrechte verstrekte voorschotten van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 18 november 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 mei 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 mei 2016, waar [appellant], bijgestaan door O.K. Hyiaman, werkzaam bij stichting Scientia Potentia Est, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. H.R. Grootenhuis, werkzaam bij de dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Aanleiding voor het geschil
1.1. [appellant] heeft twee kinderen die in 2011 opvang hebben genoten bij achtereenvolgens [Kindercentrum] en [BSO]. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan [appellant] € 22.812,00 aan voorschotten kinderopvangtoeslag toegekend. Bij de definitieve vaststelling heeft de dienst alleen een tegemoetkoming toegekend voor de opvang bij [Kindercentrum], omdat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij de kosten van kinderopvang bij [BSO] volledig heeft voldaan.
1.2. De rechtbank heeft overwogen dat het geschil zich beperkt tot de kosten van kinderopvang bij [BSO] in de periode oktober tot en met december 2011. Volgens de rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] die kosten niet volledig heeft voldaan, zodat hij geen recht op kinderopvangtoeslag heeft.
2. Het hoger beroep en de beoordeling ervan
2.1. [appellant] is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij stelt wel alle kosten van de kinderopvang bij [BSO] te hebben voldaan. Een [medewerker] van de Belastingdienst/Toeslagen heeft hem telefonisch meegedeeld dat voor de kinderopvang bij [BSO] in de periode september tot en met december 2011 € 2.307,50 te weinig is betaald. Gelet op de overweging van de rechtbank dat het geschil zich beperkt tot de periode oktober tot en met december 2011 dienen volgens hem de kosten van kinderopvang in september 2011 op dat bedrag in mindering te worden gebracht. Dat betekent dat een bedrag van € 445,00 resteert. [appellant] stelt dit bedrag ruimschoots te hebben voldaan, aangezien hij drie maal een bedrag van € 250,00 heeft overgemaakt.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 11 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:770; www.raadvanstate.nl), volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang, dat degene die voor kinderopvangtoeslag in aanmerking wil komen, moet kunnen aantonen dat hij voor die opvang kosten heeft gemaakt en wat de hoogte daarvan is. Dit betekent dat het aan [appellant] is om aan te tonen wat de kosten van kinderopvang waren en dat hij deze kosten volledig heeft voldaan.
2.3. Uit de door [appellant] overgelegde facturen blijkt dat de kosten voor kinderopvang bij [BSO] in de periode oktober tot en met december 2011 in ieder geval € 1.862,50 per maand bedroegen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in die maanden steeds een voorschot kinderopvangtoeslag van € 679,00 aan [BSO] overgemaakt. Dit betekent dat de door [appellant] te betalen kosten in die periode € 1.183,50 per maand bedroegen. [appellant] heeft niet aangetoond dat hij deze kosten heeft voldaan. Uit de door hem overgelegde bankafschriften blijkt slechts dat hij drie maal een bedrag van € 250,00 heeft betaald.
Dat een medewerker van de Belastingdienst/Toeslagen over de telefoon uitlatingen heeft gedaan over de door [appellant] te betalen kosten van kinderopvang, heeft [appellant] niet met bewijsstukken gestaafd. Van de juistheid van die stelling en de door [appellant] daarop gebaseerde berekening kan daarom niet worden uitgegaan.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij de kosten van de kinderopvang bij [BSO] volledig heeft voldaan.
2.4. Het betoog faalt.
3. Conclusie
3.1. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.
w.g. Van den Broek w.g. Krokké
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2016
686.