ECLI:NL:RVS:2016:1633
Raad van State
- Hoger beroep
- D.J.C. van den Broek
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van [appellant] ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2011 door de Belastingdienst/Toeslagen, waarbij een bedrag van € 10.018,00 aan ten onrechte verstrekte voorschotten werd teruggevorderd. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet had aangetoond dat hij de kosten van kinderopvang bij [BSO] volledig had voldaan, wat leidde tot de conclusie dat hij geen recht had op de kinderopvangtoeslag voor die kosten.
Tijdens de zitting op 27 mei 2016 heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij alle kosten voor de kinderopvang bij [BSO] had voldaan. Hij voerde aan dat een medewerker van de Belastingdienst/Toeslagen hem had meegedeeld dat er een bedrag van € 2.307,50 te weinig was betaald voor de opvang in de periode september tot en met december 2011. [appellant] meende dat hij dit bedrag had voldaan, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen.
De Afdeling heeft overwogen dat het aan [appellant] is om aan te tonen dat hij de kosten van kinderopvang heeft gemaakt en dat hij deze kosten volledig heeft voldaan. De overgelegde facturen en bankafschriften gaven geen voldoende bewijs van de betalingen die [appellant] zou hebben gedaan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.