201409942/5/R4.
Datum uitspraak: 1 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Ackerswoude 2014" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [partij] en anderen en [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door ir. M. Oosterlaan, en de raad, vertegenwoordigd door R. Broekhuijzen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3543, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 25 september 2014 te herstellen. Tevens heeft de Afdeling bij deze uitspraak het beroep van [partij] en anderen ongegrond verklaard. Deze tussenuitspraak is aangehecht. Bij besluit van 18 februari 2016 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Ackerswoude 2016" vastgesteld.
[appellante] is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop het gebrek is hersteld. Hiervan heeft zij geen gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] is eigenaar van het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Pijnacker, sectie B, nr. 6198 (hierna: perceel 6198). De raad heeft in het bestemmingsplan "Ackerswoude 2014" een deel van dit perceel buiten de begrenzing van het plan gelaten, evenals het aangrenzende perceel nr. 4582 waarop zich de woning [locatie] bevindt. Aan de rest van perceel 6198 is in het plan de bestemming "Woongebied" toegekend. Het plan maakt hier onder meer woningbouw mogelijk. Het beroep van [appellante] tegen het besluit van 25 september 2014 richt zich tegen de begrenzing van het plan ter plaatse van perceel 6198. Zij betoogt dat een groter deel van het perceel in het plan had moeten worden opgenomen.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep tegen het besluit van 25 september 2014
3. [appellante] heeft in haar beroep tegen het besluit van 25 september 2014 onder meer aangevoerd dat de [vorige eigenaar] van het perceel de raad in zijn zienswijze over het ontwerpplan heeft verzocht om woningbouw mogelijk te maken op het deel van perceel 6198 waarop zich een glasopstand en een paardenbak bevinden. Volgens [appellante] heeft de raad in zijn reactie op de zienswijze van [vorige eigenaar] laten weten dit verzoek te honoreren, maar heeft hij een deel van de glasopstand buiten de begrenzing van het plan gelaten.
In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 8.1 vastgesteld dat het gedeelte van perceel 6198 waarop het verzoek van [vorige eigenaar] betrekking had niet volledig in het plan is opgenomen en dat de raad een strook grond waarop zich een deel van de bestaande glasopstand bevindt buiten de begrenzing van het plan heeft gelaten. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het plan op dit punt anders is vastgesteld dan de raad heeft beoogd en dat het besluit van 25 september 2014 daarom in zoverre, in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Gelet hierop is het beroep van [appellante] tegen het besluit van 25 september 2014 gegrond. Dit besluit dient te worden vernietigd, voor zover daarbij het deel van perceel 6198 waarop het verzoek van [vorige eigenaar] in de zienswijze betrekking had niet volledig binnen de begrenzing van het plan is gebracht.
De tussenuitspraak
4. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen het gebrek in het besluit van 25 september 2014 te herstellen. De raad diende daartoe met inachtneming van overweging 8.1 van de tussenuitspraak de begrenzing van het plan zodanig aan te passen, dat het deel van perceel 6198 waarop het verzoek van [vorige eigenaar] in de zienswijze betrekking had volledig binnen de begrenzing van het plan zou worden gebracht.
Het beroep tegen het besluit van 18 februari 2016
5. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 18 februari 2016 het bestemmingsplan "Ackerswoude 2016" vastgesteld. In dit plan is aan de in overweging 8.1 van de tussenuitspraak bedoelde strook grond op perceel 6198 alsnog de bestemming "Woongebied" toegekend.
6. In artikel 6:19, eerste lid, van de Awb is bepaald dat het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
7. De Afdeling stelt vast dat met het besluit van 18 februari 2016 niet geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van [appellante] tegen het besluit van 25 september 2014. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb moet het beroep daarom worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 18 februari 2016.
[appellante] heeft naar aanleiding van het besluit van 18 februari 2016 geen zienswijze naar voren gebracht. Dit betekent dat zij geen beroepsgronden over dit besluit heeft aangevoerd. Het van rechtswege ontstane beroep van [appellante] tegen het besluit van 18 februari 2016 is daarom ongegrond.
Proceskosten
8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp van 25 september 2014 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp van 25 september 2014, kenmerk 14INT06591, voor zover daarbij het in overweging 3 van deze uitspraak bedoelde deel van het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Pijnacker, sectie B, nr. 6198, niet volledig binnen de begrenzing van het plan is gebracht;
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp van 18 februari 2016 ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Teuben
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2016
483.