201409942/1/R4.
Datum uitspraak: 18 november 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], gevestigd te [plaats], en anderen,
2. [appellante sub 2], wonend te [woonplaats],
appellanten,
en
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Ackerswoude 2014" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en anderen en [appellante sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2015, waar [appellante sub 2], vertegenwoordigd door ir. M. Oosterlaan, en de raad, vertegenwoordigd door R. Broekhuijzen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan maakt de ontwikkeling van woningbouw mogelijk in het voormalige glastuinbouwgebied Ackerswoude te Pijnacker. Aan het grootste deel van de gronden in het plangebied is hiertoe de bestemming "Woongebied" toegekend.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad komt eveneens beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
De Afdeling toetst deze beslissingen terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, inclusief de begrenzing daarvan, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellante sub 1] en anderen
3. [appellante sub 1] en anderen zijn eigenaar van het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Pijnacker, sectie […], nr. [A] (hierna: perceel [A]). Dit perceel ligt net ten zuiden van het plangebied. [appellante sub 1] en anderen willen op perceel [A] woningbouw realiseren. Zij vrezen dat het plan aan die ontwikkeling in de weg staat. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen richt zich tegen de begrenzing van het plan ter plaatse van perceel [A] en tegen de vaststelling van de plandelen met de bestemmingen "Water" en "Woongebied" ten noorden van dat perceel.
4. [appellante sub 1] en anderen voeren aan dat het plan de mogelijkheden voor woningbouw op perceel [A] beperkt.
Zij betogen in de eerste plaats dat de raad hun perceel ten onrechte buiten de begrenzing van het plan heeft gelaten.
Daarnaast betogen [appellante sub 1] en anderen dat de bestemmingen "Water" en "Woongebied" die in het plan zijn toegekend aan de gronden ten noorden van perceel [A] een belemmering vormen voor de woningbouwmogelijkheden. Volgens hen wordt een deel van deze gronden namelijk als ontsluiting gebruikt en zijn deze gronden ook nodig voor de ontsluiting van de te bouwen woningen op perceel [A].
[appellante sub 1] en anderen betogen verder dat de woningbouwmogelijkheden op perceel [A] worden beperkt doordat in het plan de bestemming "Water" is opgenomen ten behoeve van een watergang direct ten noorden van perceel [A], terwijl in het bestemmingsplan "AckersWoude" uit 2009 nog altijd een bestemming is opgenomen voor een watergang ten zuiden van dat perceel. [appellante sub 1] en anderen betogen dat de raad ten onrechte de bestemming van de zuidelijke watergang niet heeft gewijzigd.
4.1. Op perceel [A] is het bestemmingsplan "AckersWoude" van toepassing, dat door de raad bij besluit van 26 maart 2009 is vastgesteld. Op grond van dat plan is op het perceel woningbouw toegestaan. Deze mogelijkheden blijven ongewijzigd en worden niet beperkt doordat perceel [A] niet in het nieuwe plan is opgenomen.
Op de watergang ten zuiden van perceel [A] is eveneens het bestemmingsplan "AckersWoude" uit 2009 van toepassing. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat met het hoogheemraadschap afspraken zijn gemaakt over een nieuwe waterstructuur voor Ackerswoude. De watergang ten noorden van perceel [A] vormt een onderdeel van die nieuwe waterstructuur. De zuidelijke watergang is volgens de raad als gevolg van de verandering in de waterstructuur niet meer noodzakelijk. De raad is bereid het bestemmingsplan "AckersWoude" in de toekomst op dit punt te herzien, maar stelt dat eerst afspraken met [appellante sub 1] en anderen moeten zijn vastgelegd.
Gelet hierop is naar het oordeel van de Afdeling niet gebleken van een zodanige ruimtelijke samenhang tussen de gronden in het plangebied en de door [appellante sub 1] en anderen bedoelde percelen, dat de raad aanleiding had moeten zien die percelen in het plan te betrekken. De raad heeft de begrenzing van het plan, wat betreft perceel [A] en de watergang ten zuiden van dat perceel, daarom in redelijkheid in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kunnen achten.
Het betoog faalt.
4.2. Naar het oordeel van de Afdeling is niet komen vast te staan dat de bestemmingen "Water" en "Woongebied" in de weg staan aan een ontsluiting van perceel [A] via de noordzijde. De planregels voor de bestemming "Water" maken immers onder meer bruggen en bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten mogelijk. De planregels voor de bestemming "Woongebied" maken onder meer ontsluitingswegen mogelijk. Daar komt bij dat ter zitting is gebleken dat [appellante sub 1] en anderen inmiddels vergevorderde bouwplannen voor perceel [A] hebben ontwikkeld, waarin voor de ontsluiting van de woningen een weg is voorzien die aansluit op de Klapwijkseweg.
Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de toekenning van de bestemmingen "Water" en "Woongebied" aan de gronden ten noorden van perceel [A] niet leidt tot een onevenredige beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van [appellante sub 1] en anderen.
Het betoog faalt.
Conclusie
5. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen is ongegrond.
Het beroep van [appellante sub 2]
6. [appellante sub 2] is eigenaar van het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Pijnacker, sectie […], nr. [B] (hierna: perceel [B]). De raad heeft een deel van dit perceel buiten de begrenzing van het plan gelaten, evenals het aangrenzende perceel nr. [C] waarop zich de woning [locatie] bevindt. Aan de rest van perceel [B] is in het plan de bestemming "Woongebied" toegekend. Het plan maakt hier onder meer woningbouw mogelijk.
Het beroep van [appellante sub 2] richt zich tegen de begrenzing van het plan ter plaatse van perceel [B]. Zij betoogt dat een groter deel van het perceel in het plan had moeten worden opgenomen.
Ontvankelijkheid
7. De raad betoogt dat het beroep van [appellante sub 2] niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht.
7.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 15 mei 2014 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 25 juni 2014.
[appellante sub 2] heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
Het beroep van [appellante sub 2] heeft betrekking op perceel [B]. Uit de overgelegde kadastrale gegevens blijkt dat [appellante sub 2] op 29 augustus 2014, en derhalve pas na afloop van de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen, eigenaar van dit perceel is geworden. Het kan [appellante sub 2] dan ook redelijkerwijs niet worden verweten dat zij geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding het beroep van [appellante sub 2] niet-ontvankelijk te verklaren.
Begrenzing van het plan
8. [appellante sub 2] wil op haar perceel woningbouw ontwikkelen. Zij kan zich niet verenigen met de begrenzing van het plan ter plaatse van perceel [B]. [appellante sub 2] betoogt dat de raad een groter deel van het perceel binnen de grenzen van het plan had moeten brengen en daaraan - net als aan het perceelsgedeelte binnen het plangebied - de bestemming "Woongebied" had moeten toekennen. In een bijlage bij het beroepschrift heeft [appellante sub 2] aangeduid welk deel van het perceel volgens haar binnen de begrenzing van het plan had moeten worden gebracht. Dit is een strook grond met een oppervlakte van ongeveer 1.100 m2, direct ten oosten van het deel van het perceel dat wel in het plangebied ligt.
[appellante sub 2] betoogt in dit verband allereerst dat de [vorige eigenaar] de raad in zijn zienswijze over het ontwerpplan heeft verzocht om woningbouw mogelijk te maken op het deel van perceel [B] waarop zich een glasopstand en een paardenbak bevinden. De raad heeft in zijn reactie op de zienswijze van [vorige eigenaar] laten weten dit verzoek te honoreren, maar heeft een deel van de glasopstand buiten de begrenzing van het plan gelaten, aldus [appellante sub 2].
Daarnaast betoogt [appellante sub 2] dat de raad ook op de rest van het in de bijlage bij het beroepschrift aangeduide perceelsgedeelte woningbouw mogelijk had moeten maken. Wanneer op een groter deel van perceel [B] woningbouw mogelijk wordt gemaakt, kunnen volgens haar alle glasopstanden worden verwijderd, krijgen de woningbouwkavels een betere kwaliteit en is er een meer zinvolle ontwikkeling mogelijk. [appellante sub 2] stelt bovendien dat perceel [C] en de delen van perceel [B] die buiten het plan zijn gelaten, samen een maat en schaal hebben die niet goed past in de meer bebouwde omgeving van Ackerswoude.
8.1. Bij de beantwoording van de zienswijze van [vorige eigenaar] heeft de raad gesteld dat tegen de realisering van enkele woningen door [vorige eigenaar] geen bezwaar bestaat en dat dat deel van het verzoek kan worden ingewilligd, aangezien de ruimtelijke kwaliteit van het gebied gebaat is bij verwijdering van de glasopstanden en de paardenbak. De raad heeft daarbij tevens gesteld dat de gronden van [vorige eigenaar], zoals aangeduid op de bijlage bij de zienswijze, bij de vaststelling van het bestemmingsplan de bestemming "Woongebied" zullen krijgen.
Op grond van de stukken, waaronder de verbeelding, en het verhandelde ter zitting stelt de Afdeling echter vast dat het gedeelte van perceel [B] waarop het verzoek van [vorige eigenaar] betrekking had niet volledig in het plan is opgenomen. De raad heeft een strook grond waarop zich een deel van de bestaande glasopstand bevindt buiten de begrenzing van het plan gelaten. Nu het plan op dit punt anders is vastgesteld dan de raad heeft beoogd, is het bestreden besluit in zoverre, in strijd met artikel 3:2 van de Awb, niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
8.2. De raad stelt verder dat [vorige eigenaar] in zijn zienswijze niet heeft verzocht om ook op een ander deel van het perceel woningbouw mogelijk te maken; deze wens is pas in beroep door [appellante sub 2] naar voren gebracht. De raad stelt dat een inhoudelijke beoordeling van dit verzoek daarom nog niet heeft kunnen plaatsvinden. Als er medewerking aan het voornemen wordt verleend, zullen volgens het gemeentelijke beleid bovendien eerst een anterieure overeenkomst en een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten moeten worden, aldus de raad.
8.3. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld. Naar het oordeel van de Afdeling voldoet het voornemen van [appellante sub 2], voor zover dat op een ander deel van het perceel ziet dan het verzoek van [vorige eigenaar] in zijn zienswijze over het ontwerpplan, niet aan deze criteria. [appellante sub 2] heeft haar voornemen immers pas na de vaststelling van het plan aan de raad kenbaar gemaakt. De raad hoefde daarmee bij de vaststelling van het plan dan ook geen rekening te houden. De Afdeling ziet bovendien geen grond voor het oordeel dat de raad uit eigen beweging in redelijkheid had moeten inzien dat een goede ruimtelijke ordening vereist dat dit gedeelte van perceel [B] binnen de begrenzing van het plan had moeten worden gebracht. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad de begrenzing van het plan op dit punt in redelijkheid in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kunnen achten.
Het betoog faalt in zoverre.
Schade
9. [appellante sub 2] voert aan dat haar perceel als gevolg van de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt in de toekomst niet meer via de Monnikenweg zal kunnen worden ontsloten. Dit houdt verband met veranderingen in het waterpeil. Het perceel zal daarom opnieuw moeten worden ingericht. [appellante sub 2] stelt dat zij hierdoor schade zal lijden.
9.1. Ter zitting heeft de raad onweersproken gesteld dat ontsluiting van het perceel van [appellante sub 2] via een andere route mogelijk blijft. De eventuele schade die [appellante sub 2] lijdt als gevolg van de wijziging van de ontsluitingsroute staat in deze procedure als zodanig niet ter beoordeling. De Afdeling ziet geen grond voor de verwachting dat de schade zodanig zal zijn, dat de raad hieraan bij de afweging van de belangen een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.
Het betoog faalt.
Bestuurlijke lus
10. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen. De raad dient daartoe:
- met inachtneming van overweging 8.1 van deze uitspraak de begrenzing van het plan zodanig aan te passen, dat het deel van perceel [B] waarop het verzoek van [vorige eigenaar] in de zienswijze betrekking had volledig binnen de begrenzing van het plan wordt gebracht;
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Bij de voorbereiding van het nieuwe besluit behoeft afdeling 3.4 van de Awb niet te worden toegepast.
Proceskosten
11. Ten aanzien van [appellante sub 1] en anderen bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Ten aanzien van [appellante sub 2] zal in de einduitspraak worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 1] en anderen ongegrond;
II. draagt de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp op om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak:
a. met inachtneming van overweging 10 van deze uitspraak het daar omschreven gebrek te herstellen, en
b. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Teuben
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2015
483.