ECLI:NL:RVS:2014:4733
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot de afwijzing van een verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 december 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 29 september 2014 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 6 november 2014 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden overgedragen gedurende de behandeling van het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vreemdeling heeft betoogd dat de staatssecretaris het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. Gezien de aankondiging dat de vreemdeling op korte termijn zou worden overgedragen, heeft de voorzieningenrechter besloten dat de vreemdeling niet mag worden overgedragen totdat partijen zich ter zitting over het verzoek hebben uitgelaten en er uitspraak is gedaan. De beslissing over de proceskostenveroordeling is gereserveerd voor de uitspraak na de zitting.
De uitspraak benadrukt het belang van het treffen van een voorlopige voorziening in asielzaken, vooral wanneer er risico's zijn voor de vreemdeling tijdens de procedure. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vreemdeling afgewogen tegen de belangen van de staatssecretaris en heeft besloten dat de vreemdeling voorlopig niet mag worden overgedragen.