201112416/3/R3.
Datum uitspraak: 3 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de minister van Defensie,
appellant,
en
de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 september 2013, met kenmerk I3R5472, heeft de raad, ter uitvoering van de tussenuitspraak van de Afdeling van 22 mei 2013 in zaak nr. 201112416/1/T1/R3, beoogd de gebreken in het besluit van 4 oktober 2011, waarbij het bestemmingsplan "Bedrijventerrein GDC-Noord 2009" is vastgesteld, te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft de minister beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2014, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, en mr. A.J. van Heusden, werkzaam bij het ministerie, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S. Peters, M.J.A. Hamelers en mr. E.N.C.M. van den Nieuwelaar, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn [belanghebbende A] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, [belanghebbende B], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [belanghebbende C] en anderen, eveneens vertegenwoordigd door [gemachtigde], ter zitting gehoord.
Na de zitting hebben de minister en [belanghebbende C] en anderen nadere stukken in het geding gebracht. De Afdeling heeft deze stukken teruggezonden, omdat deze stukken geen aanleiding geven voor heropening van het onderzoek en deze stukken niet bij de uitspraak zijn betrokken.
Bij tussenuitspraak van 18 juni 2014 in zaak nr. 201112416/1/R3 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 3 september 2013 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 2 september 2014, heeft de raad het besluit van 3 september 2013 gewijzigd vastgesteld.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de uitspraak van 18 juni 2014 overwogen dat het besluit van 3 september 2013, voor zover in de planregels geen begripsbepaling is opgenomen van de term "in de buitenlucht opslaan, verwerken en overslaan van organische afvalstoffen", is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep van de minister is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
2. De raad heeft bij besluit van 2 september 2014 naar aanleiding van de uitspraak van 18 juni 2014 het plan gewijzigd door een begripsbepaling van de term "in de buitenlucht opslaan, verwerken en overslaan van organische afvalstoffen" in artikel 1, lid 1.43, van de planregels op te nemen. Het besluit van 2 september 2014, waarbij de raad het besluit van 3 september 2013 heeft gewijzigd, is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding.
De minister heeft naar aanleiding van dit besluit geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat hij geen bezwaren heeft tegen het besluit van 2 september 2014. Het van rechtswege ontstane beroep tegen dit besluit van 2 september 2014 is ongegrond.
3. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 3 september 2013 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 3 september 2013, met kenmerk I3R5472, voor zover in de planregels geen begripsbepaling is opgenomen van de term "in de buitenlucht opslaan, verwerken en overslaan van organische afvalstoffen";
III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 2 september 2014 ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Eindhoven tot vergoeding van bij de minister van Defensie in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Eindhoven aan de minister van Defensie het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2014
709.