201400118/1/A1.
Datum uitspraak: 15 oktober 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellante B], wonend te Kelpen-Oler, gemeente Leudal (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 27 november 2013 in zaak nr. 13/672 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leudal.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2012 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen een evenement in Kelpen-Oler op een parkeerterrein nabij café De Sport (hierna: het parkeerterrein), afgewezen.
Bij besluit van 24 januari 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 27 juni 2012, onder verbetering van de grondslag ervan, in stand te laten.
Bij uitspraak van 27 november 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.T.F. van Berkel, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] woont aan de [locatie] te Kelpen-Oler en exploiteert op dit adres een bed&breakfast. In de nabijheid daarvan, aan de Grathemerweg 48a, is café De Sport gevestigd. De eigenaar van het café heeft een stuk grond aan de Grathemerweg nabij het café ingericht als parkeerterrein met 9 parkeerplaatsen voor bezoekers.
2. Op de gronden waar het parkeerterrein is gerealiseerd rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kern Kelpen-Oler" de bestemming "Wonen (W)". Bij besluit van 15 mei 2012 heeft het college ten behoeve van de aanleg van het parkeerterrein een omgevingsvergunning verleend.
Bij besluit van 24 mei 2012 heeft het college op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Leudal een vergunning verleend voor het organiseren van een Preuvenement op 2 september 2012 van 10:00 tot 17:00 uur op het Kerkplein, het grasveld nabij de kerk, een gedeelte van de Grathemerweg en de parkeerplaats bij café De Sport (hierna: de evenementenvergunning).
3. [appellant] heeft het college bij brief van 14 juni 2012 verzocht om handhavend op te treden, omdat het gebruik van het parkeerterrein ten behoeve van het Preuvenement volgens hem in strijd is met de voor het parkeerterrein verleende omgevingsvergunning.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank buiten de omvang van het geschil is getreden door te oordelen dat er geen overtreding was. Daartoe voert hij aan dat hij de beslissing op bezwaar, voor zover die inhoudt dat er een overtreding was en geen concreet zicht bestond op legalisatie, niet heeft bestreden.
4.1. [appellant] heeft in beroep aangevoerd dat het college handhavend diende op te treden, omdat er sprake is van een met het bestemmingsplan strijdige situatie en er geen concreet zicht is op legalisatie. De Afdeling overweegt dat de vraag of concreet zicht op legalisering bestaat, niet los kan worden gezien van de vraag of zich een overtreding voordoet. Gelet op deze samenhang heeft de rechtbank, anders dan [appellant] betoogt, terecht de vraag beoordeeld of van een overtreding sprake was.
Het betoog faalt.
5. [appellant] voert voorts aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij heeft verzocht om een preventieve last onder dwangsom op te leggen ten aanzien van al het strijdige gebruik van de parkeerplaats en niet alleen tegen het Preuvenement.
5.1. Niet in geschil is dat het gebruik van het parkeerterrein ten behoeve van het Preuvenement in strijd is met de bij besluit van 15 mei 2012 verleende omgevingsvergunning en met de ter plaatse geldende bestemming "Wonen (W)". Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 juni 2012, in zaak nr. 201110793/1/A1), verzet een bestemmingsplan zich bij wijze van uitzondering niet tegen kortdurend en incidenteel gebruik van een perceel in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het Preuvenement, dat op 2 september 2012 plaatsvond op onder meer het parkeerterrein, slechts enkele uren duurde. De rechtbank heeft verder terecht geen aanknopingspunten gezien voor het oordeel dat het college ten tijde van zijn beslissing op het verzoek om handhaving ervan op de hoogte was dat het een jaarlijks terugkerend evenement betrof. De rechtbank heeft gelet op het vorenstaande terecht overwogen dat het gebruik van de parkeerplaats ten behoeve van het Preuvenement op 2 september 2012 kortdurend en incidenteel gebruik betrof, dat niet in strijd was met de voor de parkeerplaats verleende omgevingsvergunning en de ter plaatse geldende bestemming "Wonen (W)". De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden.
De rechtbank heeft voorts terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het handhavingsverzoek van [appellant] betrekking had op het opleggen van een preventieve last onder dwangsom ten aanzien van al het strijdige gebruik op het perceel en niet alleen op het Preuvenement. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, gelet op de bewoordingen van het verzoek om handhaving en het bezwaarschrift van [appellant], het college niet kan worden verweten dat het zich in het besluit op bezwaar heeft beperkt tot een oordeel over de rechtmatigheid van het gebruik van het parkeerterrein voor het Preuvenement. Dat [appellant] heeft verwezen naar een aanvraag voor het houden van kermisactiviteiten op dat terrein op 4 en 5 augustus 2012, geeft geen grond voor een ander oordeel. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat voor het opleggen van een preventieve last onder dwangsom is vereist dat het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt. De omstandigheid dat een aanvraag is ingediend voor kermisactiviteiten op het parkeerterrein is daarvoor onvoldoende.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J. van den Berg, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2014
651.