ECLI:NL:RVS:2014:364
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- F.S.N. Nasrullah-Oemar
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen boete opgelegd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 29 januari 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoekster, een onderneming, had een boete van € 38.000,00 opgelegd gekregen door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wegens overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen. De boete was opgelegd op 28 maart 2013 en het bezwaar van verzoekster tegen deze boete werd op 10 juni 2013 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2013 het beroep van verzoekster tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de minister de boete zou invorderen voordat er een beslissing op het hoger beroep was genomen.
Tijdens de zitting op 24 januari 2014 heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat, financiële gegevens overgelegd ter onderbouwing van haar verzoek. Verzoekster stelde dat invordering van de boete zou leiden tot financiële problemen voor haar onderneming. De voorzitter heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet voldoende spoedeisend belang had aangetoond. De overgelegde financiële gegevens, waaronder een conceptjaarrekening en prognoses, waren niet overtuigend genoeg om aan te nemen dat invordering van de boete zou leiden tot een financiële noodsituatie.
Daarom heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 januari 2014.