ECLI:NL:RVS:2014:3250

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2014
Publicatiedatum
27 augustus 2014
Zaaknummer
201402544/1/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. van der Spoel
  • A.B.M. Hent
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om Nederlanderschap voor vreemdeling en zijn minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling, [appellant], die samen met zijn minderjarige kinderen verzocht om het Nederlanderschap. Het verzoek werd op 4 maart 2013 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen, omdat de identiteit en nationaliteit van [appellant] niet konden worden vastgesteld. De staatssecretaris stelde dat bewijsnood zich niet voordeed, aangezien [appellant] geen geldig buitenlands reisdocument of gelegaliseerde geboorteakte had overgelegd. Het bezwaar van [appellant] tegen deze afwijzing werd op 2 juli 2013 ongegrond verklaard.

De rechtbank Midden-Nederland verklaarde op 14 februari 2014 het beroep van [appellant] ongegrond. Tegen deze uitspraak ging [appellant] in hoger beroep. Tijdens de zitting op 12 augustus 2014 werd de zaak behandeld. [Appellant] voerde aan dat hij in bewijsnood verkeert, omdat hij geen geboorteakte of paspoort kan verkrijgen van de Chinese autoriteiten. Hij had verschillende verzoeken ingediend bij de Chinese autoriteiten en de ambassade, maar zonder resultaat.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat [appellant] niet voldoende had aangetoond dat hij in bewijsnood verkeert. De rechtbank had terecht overwogen dat het enkele schriftelijke verzoek aan de ambassade niet voldoende was om te concluderen dat [appellant] niet in het bezit kon worden gesteld van de benodigde documenten. Ook had hij niet aangetoond dat hij een notaris had benaderd voor een gelegaliseerde verklaring. De staatssecretaris had op basis van een algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken de juistheid van de informatie over de hukou-registratie in China aangenomen. De rechtbank bevestigde dat [appellant] niet had aangetoond dat hij niet of niet meer in het bezit kon komen van een hukou.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201402544/1/V6.
Datum uitspraak: 27 augustus 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], mede voor zijn minderjarige kinderen, wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 februari 2014 in zaak nr. 13/4054 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 4 maart 2013 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellant] om hem en zijn minderjarige kinderen het Nederlanderschap te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 2 juli 2013 heeft de staatssecretaris het daartegen door [appellant], mede voor zijn minderjarige kinderen, gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2014 heeft de rechtbank het daartegen door [appellant], mede voor zijn minderjarige kinderen, ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant], mede voor zijn minderjarige kinderen, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2014.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN) wordt, met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 4 van deze wet, aan vreemdelingen die daarom verzoeken het Nederlanderschap verleend.
Ingevolge artikel 23 kunnen bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van de RWN.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a, b en e, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap verstrekt de verzoeker bij de indiening van het naturalisatieverzoek betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot zijn geslachtsnaam en voornaam of voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland, en nationaliteit.
Ingevolge het vijfde lid kan de autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook de staatssecretaris, verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zonodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten.
Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN 2003 (hierna: de Handleiding) dient een verzoeker in beginsel een geldig buitenlands reisdocument en buitenlandse akten van de burgerlijke stand, waaronder een buitenlandse geboorteakte over te leggen.
In de Handleiding is vermeld dat van het vereiste van het overleggen van gelegaliseerde uit het buitenland afkomstige documenten kan worden vrijgesteld de persoon die wegens bewijsnood daartoe niet in staat is en dat, indien geen sprake is van bewijsnood, geen vrijstelling wordt verleend. Bewijsnood zal zich volgens de Handleiding met name voordoen in het geval dat registers van de burgerlijke stand in het land waar de documenten vandaan moeten komen niet bestaan dan wel onvolledig zijn, alsmede wanneer in het land in kwestie geen stukken kunnen worden verkregen door de op dat moment bestaande politieke situatie. In bewijsnood is voorts een verzoeker die een schriftelijke verklaring overlegt van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is, waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de desbetreffende verzoeker niet in het bezit gesteld kan worden van een geldig buitenlands reisdocument. Indien een verzoeker voornoemde verklaring niet kan overleggen, toont hij met andere bewijsstukken aan dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van een geldig buitenlands reisdocument, aldus de Handleiding.
2. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat de identiteit en nationaliteit van [appellant] niet kunnen worden vastgesteld en bewijsnood zich niet voordoet. Niet is in geschil dat [appellant] bij het verzoek geen geldig buitenlands reisdocument en geen gelegaliseerde geboorteakte, dan wel ter vervanging hiervan een gelegaliseerde notariële verklaring met een door een notaris gewaarmerkte kopie van een specifiek benoemd brondocument waar de notaris zich op heeft gebaseerd, heeft overgelegd.
3. De staatssecretaris heeft zich in het besluit van 2 juli 2013 op het standpunt gesteld dat, omdat in China vóór 1 januari 1996 geen geboorteaktes werden verstrekt, voor [appellant] geldt dat hij zijn identiteit aan de hand van een gelegaliseerde notariële verklaring moet aantonen. In deze verklaring moet de notaris aangeven wat de naam, geboortedatum en geboorteplaats van [appellant] zijn, alsmede de persoonsgegevens van zijn ouders. Van belang is dat aangetoond wordt op welk(e) brondocument(en) de notaris zijn verklaring heeft gebaseerd. Als brondocument kan uitsluitend gelden een verklaring van het Public Security Bureau, een complete hukou, dat wil zeggen een huishoudregistratieboekje, waarin zowel de personalia van [appellant] staan als die van zijn beide ouders, of een verklaring van het ziekenhuis, waaruit duidelijk blijkt dat de gegevens mogen worden gebruikt voor registratie in het hukou-registratiesysteem. De notaris moet een 'certified true copy' van het brondocument maken dat ten grondslag ligt aan zijn verklaring over de gegevens van [appellant] en zijn ouders.
4. [appellant] klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet heeft aangetoond dat hij in bewijsnood verkeert. Volgens [appellant] heeft hij de Chinese autoriteiten, en dan met name de autoriteiten in zijn geboorteplaats in China en de Chinese ambassade in Den Haag (hierna: de ambassade), diverse malen tevergeefs aangeschreven met het verzoek hem een geboorteakte en een paspoort te verstrekken. Verder heeft hij de ambassade in persoon bezocht teneinde een visum te verkrijgen zodat hij naar China kan afreizen om aan de benodigde documenten te komen, maar is hem dat mondeling geweigerd. Voorts voert [appellant] aan dat hij een Chinese advocaat in China heeft benaderd die namens hem tevergeefs de Chinese autoriteiten heeft verzocht om de benodigde bescheiden te achterhalen. Gelet hierop heeft hij aangetoond in bewijsnood te verkeren, aldus [appellant].
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 februari 2012 in zaak nr. 201107027/1/V6) dient de verzoeker die betoogt dat hij in bewijsnood verkeert, met bewijsstukken aan te tonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] niet in bewijsnood verkeert. Nog daargelaten dat [appellant] in zijn brieven aan de ambassade en de autoriteiten in zijn gestelde geboortegemeente in China, niet uitdrukkelijk om afgifte van een paspoort en geboorteakte heeft verzocht, is het enkele schriftelijk verzoek, zonder daarop een antwoord te hebben ontvangen, onvoldoende voor de vaststelling dat hij niet door de Chinese autoriteiten in het bezit kan worden gesteld van de gevraagde documenten. Voorts moet [appellant], zoals hiervoor onder 3 is weergegeven, zijn identiteit aan de hand van onder meer een gelegaliseerde notariële verklaring aantonen en heeft [appellant] niet gesteld dan wel gestaafd dat hij een notaris om een dergelijke verklaring heeft verzocht. [appellant] heeft verder niet aangetoond dat hij heeft getracht een laissez-passer of een visum te verkrijgen teneinde naar China af te reizen om aldaar de documenten te verkrijgen. De enkele, niet met stukken gestaafde stelling dat hij bij de ambassade een verzoek heeft gedaan om afgifte van een visum en dat dit verzoek mondeling is afgewezen, is daartoe onvoldoende, nu hieruit niet blijkt waar [appellant] om heeft verzocht, met wie hij in welke hoedanigheid heeft gesproken en welke documenten hij heeft overgelegd. Omdat [appellant] evenmin heeft gestaafd dat hij heeft getracht via een Chinese advocaat in China de vereiste documenten te verkrijgen, treft ook dit betoog geen doel.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij niet aan de gevraagde documenten, met name een verklaring van het Public Security Bureau dan wel een geactualiseerde hukou, kan komen, aangezien hij uit de hukou is uitgeschreven. In dit verband wijst hij op het verslag van M. Collet over het hukou-systeem, waarin Collet volgens [appellant] de algemene situatie van een plattelandshukou in China heeft geschetst. De staatssecretaris is slechts uitgegaan van de informatie in het algemeen ambtsbericht inzake China van december 2012 van de minister van Buitenlandse Zaken (hierna: het ambtsbericht), zonder zich af te vragen op welke bronnen deze informatie is gebaseerd. Voorts gaat het ambtsbericht uit van een stedelijke hukou. [appellant] wijst er tot slot op dat op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat dat de eis van een geactualiseerde hukou vervalt bij lang verblijf in het buitenland.
5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 19 juli 2013 in zaak nr. 201210597/1/V1) kan een algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken omtrent de situatie in een land worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden. Daartoe dient het ambtsbericht op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie te verschaffen, onder aanduiding - voor zover mogelijk en verantwoord - van de bronnen, waaraan deze is ontleend. Indien aan deze eisen is voldaan, mag de staatssecretaris bij zijn besluitvorming van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
5.2. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 22 mei 2013 in zaak nr. 201208869/1/V6, terecht overwogen dat de in het verslag van Collet beschreven situatie ziet op de hukou-registratie in een niet nader genoemd dorp in China en dat [appellant] daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn hukou-registratie is vernietigd. De rechtbank heeft hierbij terecht mede in aanmerking genomen dat het onderzoek van Collet van eerdere datum is dan het ambtsbericht.
Het onderzoek van Collet vormt derhalve geen concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het ambtsbericht. Dat betekent dat de staatssecretaris terecht van de juistheid van de in het ambtsbericht vervatte informatie over hukou-registratie is uitgegaan.
5.3. Het voorgaande betekent voorts dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat uit het ambtsbericht volgt dat een persoon, zo lang hij zijn correcte naam, geboortedatum en laatst bekende adres opgeeft, in de hukou-registratie moet zijn terug te vinden en dat het ambtsbericht geen aanleiding geeft te veronderstellen dat [appellant] niet in het hukou-systeem is geregistreerd. Nu [appellant] voorts niet gemotiveerd heeft betwist dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, uit de door hem overgelegde informatie niet kan worden afgeleid dat in het geheel niet een - niet geactualiseerde of niet volledige - hukou zou kunnen worden overgelegd, heeft [appellant] niet aangetoond dat hij niet of niet meer in het bezit van een al dan niet complete hukou kan worden gesteld.
Dat de eis van een geactualiseerde hukou volgens de minister van Buitenlandse Zaken vervalt bij lang verblijf in het buitenland, maakt niet dat van [appellant] niet kan worden verlangd dat hij een niet geactualiseerde hukou dan wel een ander brondocument overlegt.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Woestenburg-Bertels, griffier.
w.g. Van der Spoel w.g. Woestenburg-Bertels
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2014
501-800.