ECLI:NL:RVS:2014:2909
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- M.G.J. Parkins-de Vin
- S. Bechinka
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na vertrek vreemdeling met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 juli 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 6 september 2013 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 14 maart 2014 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht tevens om een voorlopige voorziening.
Tijdens de beroepsfase heeft de advocaat van de vreemdeling op 17 april 2014 meegedeeld dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en haar niet heeft gemachtigd om namens haar in hoger beroep op te treden. Dit leidde tot de conclusie dat de vreemdeling kennelijk geen prijs meer stelde op de door haar aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. De voorzitter overwoog dat, nu de staatssecretaris opnieuw op de aanvraag moet beslissen, de door hem bestreden overwegingen van de rechtbank geen betekenis meer hebben. Hierdoor had de staatssecretaris geen belang meer bij een beoordeling van zijn grief.
Het hoger beroep werd daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 juli 2014.