ECLI:NL:RVS:2014:2804
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- E. Steendijk
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister voor Immigratie, Integratie en Asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De minister heeft op 29 oktober 2012 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 14 februari 2014 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en zich gebogen over de grieven die de vreemdeling naar voren heeft gebracht. Een belangrijke grief betreft de stelling van de vreemdeling dat hij bij terugkeer naar Libië als Gadaffi-aanhanger zal worden aangemerkt en dat hij daardoor problemen zal ondervinden met het nieuwe Libische regime. De Afdeling heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat er geen bewijs is dat Gadaffi-aanhangers in Libië systematisch worden vervolgd of dat zij blootgesteld worden aan onmenselijke behandelingen.
De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de beroepsgrond van de vreemdeling niet kan slagen, zelfs als aangenomen wordt dat hij als Gadaffi-aanhanger zal worden aangemerkt. De overige grieven die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd, zijn niet van dien aard dat zij tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank kunnen leiden. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. H. Troostwijk als voorzitter en mr. E. Steendijk en mr. J.J. van Eck als leden, in aanwezigheid van mr. S. Yildiz, ambtenaar van staat. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 juli 2014.