ECLI:NL:RVS:2014:2804

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
201402175/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • E. Steendijk
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister voor Immigratie, Integratie en Asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De minister heeft op 29 oktober 2012 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 14 februari 2014 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en zich gebogen over de grieven die de vreemdeling naar voren heeft gebracht. Een belangrijke grief betreft de stelling van de vreemdeling dat hij bij terugkeer naar Libië als Gadaffi-aanhanger zal worden aangemerkt en dat hij daardoor problemen zal ondervinden met het nieuwe Libische regime. De Afdeling heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat er geen bewijs is dat Gadaffi-aanhangers in Libië systematisch worden vervolgd of dat zij blootgesteld worden aan onmenselijke behandelingen.

De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de beroepsgrond van de vreemdeling niet kan slagen, zelfs als aangenomen wordt dat hij als Gadaffi-aanhanger zal worden aangemerkt. De overige grieven die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd, zijn niet van dien aard dat zij tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank kunnen leiden. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met mr. H. Troostwijk als voorzitter en mr. E. Steendijk en mr. J.J. van Eck als leden, in aanwezigheid van mr. S. Yildiz, ambtenaar van staat. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 juli 2014.

Uitspraak

201402175/1/V2.
Datum uitspraak: 15 juli 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 14 februari 2014 in zaak nr. 12/39691 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 14 februari 2014 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de tweede grief klaagt de vreemdeling, voor zover thans van belang, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zijn stelling dat hij bij terugkeer naar Libië zal worden aangemerkt als Gadaffi-aanhanger niet kan leiden tot de conclusie dat hij bij terugkeer problemen zal ondervinden met het nieuwe Libische regime.
1.1. De Afdeling heeft eerder (uitspraak van 19 februari 2014 in zaak nr. 201307257/1/V4) overwogen dat er geen grond is voor het oordeel dat Gadaffi-aanhangers in Libië worden vervolgd dan wel dat zij behoren tot een groep die systematisch wordt blootgesteld aan een praktijk van onmenselijke behandelingen. Gelet hierop en nu hetgeen de vreemdeling heeft aangevoerd geen grond biedt voor een ander oordeel, heeft de rechtbank, zelfs indien moet worden aangenomen dat de vreemdeling bij terugkeer naar Libië als Gadaffi-aanhanger zal worden aangemerkt, terecht, zij het summier gemotiveerd, overwogen dat de beroepsgrond niet kan slagen. De grief faalt.
2. Hetgeen overigens in het hogerberoepschrift is aangevoerd, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Yildiz
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2014
594-681.