ECLI:NL:RVS:2014:264

Raad van State

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
201311286/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • G.J. Deen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor windturbine te Middelstum

Op 21 januari 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Loppersum. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 november 2013, waarin het beroep van verschillende wederpartijen tegen een besluit van het college werd gegrond verklaard. Het college had op 21 februari 2012 vrijstelling en een bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een windturbine op een perceel te Middelstum. De rechtbank oordeelde dat het college opnieuw moest beslissen op het bezwaar van de wederpartijen, wat leidde tot het hoger beroep van het college.

De voorzitter heeft het verzoek van het college om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij het college in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen, toegewezen. De wederpartijen gaven aan ermee in te stemmen dat het college de uitspraak in de bodemzaak afwacht voordat er een nieuw besluit op hun bezwaren wordt genomen. De voorzitter concludeerde dat er geen belangen waren die zich verzetten tegen het verzoek van het college, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing houdt in dat het college van burgemeester en wethouders van Loppersum geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 januari 2014.

Uitspraak

201311286/2/A1.
Datum uitspraak: 21 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Loppersum,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 november 2013 in zaak nr. 13/409 in het geding tussen:
[wederpartij sub 1A] en [wederpartij sub 1B],
[wederpartij sub 2A], allen wonend te Middelstum,
[wederpartij sub 3A] en [wederpartij sub 3B], beiden wonend te Onderdendam
(hierna: [wederpartijen]),
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2012 heeft het college aan [vergunninghouder A] en [vergunninghouder B] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een windturbine op het perceel [locatie] te Middelstum.
Bij besluit van 26 februari 2013 heeft het college het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 21 februari 2012 in stand gelaten onder aanvulling van de motivering.
Bij uitspraak van 6 november 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 februari 2013 vernietigd en bepaald dat het college opnieuw dient te beslissen op het door [wederpartijen] gemaakte bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het college hoger beroep ingesteld. Het college heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartijen] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek aan de orde gesteld ter zitting van 9 januari 2014.
Overwegingen
1. Het door het college gedane verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg behoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak, voor zover daarin is bepaald dat het college een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen.
2. [wederpartijen] hebben in de schriftelijke uiteenzetting van 23 december 2013 kenbaar gemaakt ermee in te kunnen stemmen dat het college de uitspraak van de Afdeling in de bodemzaak afwacht alvorens een nieuw besluit op hun bezwaren te nemen. Nu niet is gebleken van belangen die zich verzetten tegen inwilliging van voormeld verzoek om voorlopige voorziening dan wel er in dit geval toe nopen dat aan de door het college gemotiveerd bestreden uitspraak van de rechtbank niettemin gevolg wordt gegeven, wordt het verzoek toegewezen. De voorzitter ziet gelet op het vorenstaande aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Loppersum geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Deen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2014
604.