ECLI:NL:RVS:2014:2257
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- A.B.M. Hent
- J. Verbeek
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot afwijzing verblijfsvergunning
Op 5 juni 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 29 augustus 2013 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 9 april 2014 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, om te voorkomen dat hij zou worden overgedragen gedurende de behandeling van het hoger beroep.
De voorzitter heeft overwogen dat de beoordeling van de grief van de vreemdeling nader onderzoek vereist, wat in deze procedure niet goed mogelijk is. Tevens is gebleken van een spoedeisend belang, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzitter heeft besloten dat de vreemdeling niet mag worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 487,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in asielprocedures. De beslissing is openbaar uitgesproken en onderstreept de zorgvuldigheid waarmee de Raad van State omgaat met verzoeken om voorlopige voorzieningen in het bestuursrecht.