201403819/2/A1.
Datum uitspraak: 22 mei 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te Zaltbommel,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 25 maart 2014 in zaken nrs. 13/8132 en 13/8133 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2013 heeft het college de begunstigingstermijn als bepaald in de besluiten van 27 mei 2010 en 18 december 2012 verlengd tot 1 januari 2014.
Bij besluit van 11 december 2013, aangevuld bij brief van die datum, heeft het college het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de begunstigingstermijn die liep tot 1 januari 2014 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 25 maart 2014 heeft de voorzieningenrechter het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en bepaald dat de begunstigingstermijn is verlengd tot zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld. Tevens heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 mei 2014, waar [verzoekster], en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J.A.M. Leenders-van Heck, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bij in bezwaar gehandhaafd besluit van 27 mei 2010 heeft het college [verzoekster] onder oplegging van een dwangsom gelast het bouwwerk (de afmeervoorziening) en de woonboot van de ingenomen plek in recreatiegebied "de Neswaarden" in Aalst te verwijderen en verwijderd te houden. Bij uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2013 in zaak nr. 201209422/1/A1 is dat besluit in rechte komen vast te staan. Laatstelijk op 9 mei 2014 heeft het college de termijn om aan dat besluit te voldoen, verlengd tot op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening zal zijn beslist.
3. Het verzoek strekt ertoe dat de termijn om aan het besluit van 27 mei 2010 te voldoen, wordt geschorst totdat op het door onder meer [verzoekster] ingestelde beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Zaltbommel tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, Zaltbommel" zal zijn beslist. Die procedure is bij de Afdeling bekend onder zaak nr. 201306284/1/R2. Het beroep van [verzoekster] heeft betrekking op het niet als zodanig bestemmen van een ligplaats voor woonboten in recreatiegebied "de Neswaarden".
4. Het college heeft de stelling van [verzoekster] dat niet langer een alternatieve ligplaats beschikbaar is en dat sleepbedrijven thans vanwege het ontbreken van een alternatieve locatie niet bereid zijn de woonboot te verplaatsen, niet weersproken. Ter zitting van de voorzitter is gebleken dat het beroep met zaak nr. 201306284/1/R2 op 21 juli 2014 door de Afdeling ter zitting zal worden behandeld. Voorts is ter zitting niet gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van het college dat de begunstigingstermijn, behorend bij het besluit van 27 mei 2010, niet kan worden verlengd tot enige tijd na de behandeling ter zitting van de Afdeling van het beroep met zaak nr. 201306284/1/R2. Onder deze omstandigheden is de voorzitter van oordeel dat het belang van [verzoekster] om in afwachting van de behandeling van dat beroep ter zitting van de Afdeling op de woonboot te kunnen blijven wonen, zwaarder weegt dan het belang van het college.
5. Gelet op het voorgaande en hetgeen in de bodemprocedure aan de orde is in aanmerking genomen, ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de termijn om aan het in bezwaar gehandhaafde besluit van 27 mei 2010, kenmerk 09INK00370/09INK00371/09INK00674/09INK03110, te voldoen wordt verlengd tot twaalf weken na de dag van de behandeling van het beroep met zaak nr. 201306284/1/R2 ter zitting van de Afdeling van 21 juli 2014 en dat deze termijn op 14 oktober 2014 eindigt;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 487,00 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 246,00 (zegge: tweehonderdzesenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Wijgerde
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2014
672.