ECLI:NL:RVS:2014:1674
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep vreemdeling
In deze zaak heeft de Raad van State op 30 april 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 29 november 2012 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De rechtbank verklaarde op 8 november 2013 het beroep ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State overwoog dat de argumenten die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd, niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak konden leiden. Dit was mede te wijten aan het feit dat de ingeroepen Richtlijn 2013/32/EU pas op 20 juli 2015 omgezet moest worden. De Raad concludeerde dat de aangevoerde punten geen vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. Daarom werd met het oordeel volstaan dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 30 april 2014, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, ambtenaar van staat.