ECLI:NL:RVS:2013:CA2887

Raad van State

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201205409/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen Arnhem Card door college van burgemeester en wethouders van Arnhem

Op 9 februari 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem de aanvragen van [appellant] om afgifte van een Arnhem Card afgewezen. Deze afwijzing werd gevolgd door besluiten op 14 juni 2011, waarin de bezwaren van [appellant] ongegrond werden verklaard. De rechtbank Arnhem verklaarde op 17 april 2012 de beroepen van [appellant] tegen deze besluiten eveneens ongegrond. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft op 12 juni 2013 uitspraak gedaan. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de afwijzingen van 9 februari 2011 geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat zij geen publiekrechtelijk rechtsgevolg in het leven roepen. De Arnhem Card biedt geen aanspraken tegenover de overheid, waardoor de bezwaarschriften ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Het hoger beroep van [appellant] werd gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank Arnhem werd vernietigd, en de Afdeling bestuursrechtspraak verklaarde de beroepen tegen de besluiten van 14 juni 2011 gegrond. De besluiten van het college werden vernietigd, en de Afdeling bepaalde dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

201205409/1/A3.
Datum uitspraak: 12 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te Arnhem (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 april 2012 in de zaken nrs. 11/2933 en 11/2934 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem.
Procesverloop
Op 9 februari 2011 heeft het college aanvragen van [appellant] om afgifte van een zogenoemde Arnhem Card afgewezen.
Bij onderscheiden besluiten van 14 juni 2011 heeft het de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2012 heeft de rechtbank de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.A. de Ronde, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Verordening inkomensondersteunende maatregelen gemeente Arnhem, zoals die luidde ten tijde van belang, kan het college in het kader van het minimabeleid als inkomensondersteunende maatregel de Arnhem Card verstrekken.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, is de Arnhem Card een persoonsgebonden pas die recht geeft op bepaalde voorzieningen. Ingevolge het tweede lid stelt het college jaarlijks vast, welke voorzieningen voor de houder van de Arnhem Card beschikbaar zijn.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, voor zover thans van belang, behoort tot de kring van rechthebbenden de Nederlander van 18 jaar of ouder die een adres binnen de gemeente Arnhem heeft. Ingevolge het tweede lid behoort hij in afwijking van het eerste lid niet tot de kring van rechthebbenden, indien hij deelneemt aan onderwijs of beroepsopleiding waarvoor hij aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, dient de belanghebbende, wil hij in aanmerking komen voor de Arnhem Card, indien sprake is van een alleenstaande of alleenstaande ouder jonger dan 65 jaar, te beschikken over een inkomen lager dan of gelijk aan 120% van de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21 van de Wet werk en bijstand inclusief de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van die wet.
2. Ambtshalve wordt als volgt overwogen. De afwijzingen van 9 februari 2011 zijn geen besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Beslissingen omtrent de afgifte van een Arnhem Card vinden weliswaar hun grondslag in de Verordening, maar zijn niet gericht op het in het leven roepen van enig publiekrechtelijk rechtsgevolg, nu de Arnhem Card voor de houder ervan geen aanspraken tegenover de gemeentelijke of enige andere overheid in het leven roept. Het college heeft de bezwaarschriften ten onrechte niet deswege niet-ontvankelijk verklaard.
3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de tegen de besluiten van 14 juni 2011 ingestelde beroepen gegrond verklaren en die besluiten vernietigen. De Afdeling zal op na te melden wijze zelf in de zaak voorzien. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten.
4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 april 2012 in de zaken nrs. 11/2933 en 11/2934;
III. verklaart de bij de rechtbank in die zaken ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem van 14 juni 2011, kenmerk 10032746/342926 en 10041088/344608;
V. verklaart de door [appellanten] tegen de afwijzingen van 9 februari 2011 gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Arnhem tot vergoeding aan [appellanten] van bij hen in verband met de behandeling van de beroepen en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 80,80 (zegge: tachtig euro en tachtig cent);
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Arnhem aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 314,00 (zegge: driehonderdveertien euro) voor de behandeling van de beroepen en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. P.A. Koppen en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Binnema, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Binnema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013
589.