201210911/1/A3.
Datum uitspraak: 1 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 12 november 2012 in zaak nr. 12/2167 in het geding tussen:
de korpsbeheerder van de regiopolitie Midden en West Brabant, thans: de korpschef van politie.
Bij besluit van 21 oktober 2011 heeft de korpsbeheerder een verzoek van [appellante] om toezending van documenten die betrekking hebben op een zogeheten Mulderbeschikking of het transactievoorstel met nr. 1556435530 afgewezen.
Bij besluit van 17 februari 2012 heeft de korpsbeheerder de gevraagde documenten alsnog openbaar gemaakt.
[appellante] heeft beroep tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar ingesteld.
Bij besluit van 5 juli 2012 heeft de korpsbeheerder het door [appellante] tegen het besluit van 21 oktober 2011 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 12 november 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar ingestelde beroep en het beroep voor zover het is gericht tegen het besluit van 5 juli 2012 niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
1. Bij besluit van 17 februari 2012 heeft de korpsbeheerder overwogen dat hij er ten onrechte van uit is gegaan dat hij op 21 oktober 2011 een primair besluit heeft genomen. Hij merkt het besluit van 17 februari 2012 aan als besluit op het verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). In dit besluit is verwezen naar het bezwaarschrift van [appellante] van 26 oktober 2011.
Bij besluit van 5 juli 2012 heeft de korpsbeheerder het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 21 oktober 2011 geen besluit is maar een informatieve brief.
2. De rechtbank heeft overwogen dat uit de tekst van het besluit van 17 februari 2012 volgt dat bij de beslissing om de opgevraagde documenten te verstrekken, de brief van [appellante] van 26 oktober 2011 - zijnde het bezwaarschrift - is betrokken. Gelet hierop en nu noch uit de strekking of presentatie van het besluit, noch uit de gedragslijn van de korpsbeheerder kan worden opgemaakt dat dit besluit uitdrukkelijk is bedoeld als een nieuw primair besluit, moet het besluit van 17 februari 2012 worden aangemerkt als beslissing op bezwaar, aldus de rechtbank.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank het besluit van de korpsbeheerder van 17 februari 2012 ten onrechte heeft aangemerkt als een beslissing op het bezwaarschrift. Daartoe voert zij aan dat de brief van 17 februari 2012 als onderwerp ‘Besluit op Wob-verzoek’ vermeldt. Voorts bevat de brief een rechtsmiddelenclausule waarin staat vermeld dat er tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt. Ten slotte bevat de brief geen dictum waarin op het bezwaar wordt beslist, aldus [appellante].
4. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de brief van 21 oktober 2011 een besluit is op het verzoek van [appellante] van 6 oktober 2011. [appellante] heeft daartegen bij brief van 26 oktober 2011 bezwaar gemaakt. Bij brief van 1 februari 2012 heeft [appellante] de korpsbeheerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb op het ingediende bezwaarschrift. De beslissing tot inwilliging van het Wob-verzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het bezwaarschrift van 26 oktober 2011. Met dit besluit is geheel tegemoetgekomen aan het bezwaar. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de korpsbeheerder het bezwaarschrift daarmee als afgedaan heeft beschouwd. De Afdeling deelt dan ook het oordeel van de rechtbank dat de korpsbeheerder met het verstrekken van de verzochte documenten bij besluit van 17 februari 2012 op het bezwaar van [appellante] heeft beslist. Het niet opnemen van de juiste rechtsmiddelenverwijzing onder het besluit van 17 februari 2012 en het ontbreken van een dictum waarin uitdrukkelijk sprake is van een gegrondverklaring van het bezwaar, is voor het antwoord op de vraag of de korpsbeheerder op 17 februari 2012 een besluit op bezwaar in de zin van de Awb heeft genomen niet bepalend.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2013