ECLI:NL:RVS:2013:BZ9009
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- R.C.S. Bakker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak heeft de Raad van State op 22 april 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had op 21 juni 2012 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel af te wijzen, vernietigd. De minister was verplicht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling had op 14 maart 2012 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister was afgewezen. De staatssecretaris, die inmiddels de verantwoordelijkheden van de minister had overgenomen, ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te vernietigen. De aangevochten uitspraak werd bevestigd, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 472,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 april 2013.