ECLI:NL:RVS:2013:BZ9009

Raad van State

Datum uitspraak
22 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201206684/1/V4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • R.C.S. Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak heeft de Raad van State op 22 april 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had op 21 juni 2012 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel af te wijzen, vernietigd. De minister was verplicht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling had op 14 maart 2012 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister was afgewezen. De staatssecretaris, die inmiddels de verantwoordelijkheden van de minister had overgenomen, ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat de argumenten in het hogerberoepschrift niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te vernietigen. De aangevochten uitspraak werd bevestigd, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 472,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 april 2013.

Uitspraak

201206684/1/V4.
Datum uitspraak: 22 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Roermond, van 21 juni 2012 in zaak nr. 12/8786 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2012 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 21 juni 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister, thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet kan, mede gelet op de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2012 in zaak nr. 201007329/1/V4, niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. De staatssecretaris dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Bakker
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2013
393.