ECLI:NL:RVS:2013:BZ7653

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201202628/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • D.A.B. Montagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de ontheffing en bouwvergunning voor een woongebouw en gezondheidscentrum te Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost ongegrond werd verklaard. Het besluit, genomen op 19 september 2011, verleende aan Ymere G&PO ontheffing en een reguliere bouwvergunning voor de oprichting van een woongebouw, gezondheidscentrum en ondergrondse parkeergarage op de percelen Vrolikstraat 181-193 en Derde Oosterparkstraat 4-14 te Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet als belanghebbende kon worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De appellant stelde dat zijn woonomgeving zou worden aangetast door de verkeersaantrekkende werking van de parkeergarage en het gezondheidscentrum, en dat de luchtkwaliteit zou verslechteren door het bouwplan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 april 2013 behandeld. De appellant, vertegenwoordigd door F.J. Colon, voerde aan dat hij wel degelijk belanghebbende was, omdat de afstand van zijn woning tot het bouwplan slechts 66 meter bedraagt en hij vreest voor negatieve gevolgen van het bouwproject. De Afdeling oordeelde echter dat de appellant niet rechtstreeks in zijn belangen werd geraakt door het besluit, aangezien hij geen zicht had op het bouwplan en de verkeersdruk in zijn straat niet zou toenemen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het belang van de appellant niet rechtstreeks bij het besluit was betrokken.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 april 2013.

Uitspraak

201202628/1/A1.
Datum uitspraak: 10 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2012 in zaak nr. 11/4934 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2011 heeft het dagelijks bestuur aan Ymere G&PO ontheffing en reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een woongebouw, gezondheidscentrum en ondergrondse parkeergarage op de percelen Vrolikstraat 181-193 en Derde Oosterparkstraat 4-14 te Amsterdam (hierna: het perceel).
Bij mondelinge uitspraak van 6 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door F.J. Colon, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S.F.M. Heijsen en G.J.H. van Amerongen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Ymere, vertegenwoordigd door mr. M.A. Grapperhaus, advocaat te Amsterdam, gehoord.
Overwegingen
1. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bij het besluit van 19 september 2011. Hij voert daartoe aan dat zijn woonomgeving wordt aangetast door de verkeersaantrekkende werking van de parkeergarage en het gezondheidscentrum. Voorts voert hij aan dat door de realisering van het bouwplan de voor luchtkwaliteit geldende grenswaarden worden overschreden.
1.1 Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
1.2. De afstand van de woning van [appellant] tot het bouwplan bedraagt circa 66 meter. Niet in geschil is dat [appellant] woonachtig is in een drukke stedelijke omgeving en vanuit zijn woning, vanwege tussenliggende bebouwing, geen zicht heeft op het bouwplan. Uit dien hoofde wordt [appellant] door de ontheffing en bouwvergunning niet rechtstreeks in zijn belangen geraakt. Voorts kan de ruimtelijke uitstraling van het bouwplan niet zodanig worden geacht dat [appellant] daardoor direct in zijn belangen wordt geraakt. Daartoe wordt overwogen dat niet aannemelijk is dat hij gevolgen zal ondervinden van het verkeer vanwege het bouwplan, nu dit verkeer, gelet op de ligging van de toevoerwegen naar het bouwplan ten opzichte van de ligging van zijn woning, zoals het college ter zitting onweersproken heeft gesteld, niet via zijn straat gaat. Gelet hierop is evenmin aannemelijk dat de parkeerdruk in zijn straat door het bouwplan toeneemt. Daarbij heeft het college ter zitting onweersproken toegelicht dat het bouwplan, anders dan in de bestaande situatie, voorziet in een parkeergarage en voorts in de bestaande situatie op het perceel meer woningen aanwezig waren dan thans bij het bouwplan worden voorzien, hetgeen ter zitting door [appellant] niet is betwist. Onder die omstandigheden is evenmin aannemelijk dat de luchtkwaliteit ter plaatse van zijn woning door het realiseren van het bouwplan negatief zal worden beïnvloed. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden in verband waarmee moet worden geoordeeld dat een eigen persoonlijk belang van hem rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het belang van [appellant] niet rechtstreeks bij het besluit van 19 september 2011 is betrokken.
Het betoog faalt.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2013
374-771.