ECLI:NL:RVS:2013:BZ5378

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201211848/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • N. Walcott Oliai
  • H.H.C. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in asielprocedure

In deze zaak heeft de vreemdeling een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van zijn asielprocedure. Dit verzoek is ingediend hangende het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, die op 13 december 2012 een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had vernietigd. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke was afgewezen door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel op 20 november 2012. De vreemdeling heeft tegen deze afwijzing hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te voorkomen.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek beoordeeld. Hij heeft vastgesteld dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in hoger beroep zal worden vernietigd. De voorzitter heeft ook opgemerkt dat de vreemdeling geen bezwaar kan maken tegen zijn feitelijke uitzetting, gezien de omstandigheden van de zaak. Het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen is afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de uitzetting onrechtmatig zou zijn.

De beslissing werd genomen op 19 maart 2013, waarbij de voorzitter concludeerde dat het verzoek ongegrond was en dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak is openbaar gemaakt en ondertekend door de voorzitter en de ambtenaar van staat.

Uitspraak

201211848/2/V2.
Datum uitspraak: 19 maart 2013
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van onder meer:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 13 december 2012 in zaak nrs. 12/36864 en 12/36865 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 13 december 2012 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Voorts heeft de vreemdeling de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 13 maart 2013 heeft de staatssecretaris een opvolgende aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Tegen dit besluit heeft de vreemdeling beroep ingesteld. Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daarnaast heeft de vreemdeling krachtens artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bezwaar gemaakt tegen zijn feitelijke uitzetting.
Overwegingen
1. Het bij de voorzitter ingediende verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdeling op 20 maart 2013 om 12:55 uur wordt uitgezet.
2. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in de procedure over het besluit van 13 maart 2013 is bij de voorzieningenrechter ingediend hangende het hoger beroep in de procedure over het besluit van 20 november 2012. Onder deze omstandigheden is de voorzitter, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2013 in zaak nr. 201103977/1/V1 (www.raadvanstate.nl), bij uitsluiting bevoegd om het bij de voorzieningenrechter ingediende verzoek in behandeling te nemen en staat tegen de feitelijke uitzetting geen bezwaar open.
Het door de vreemdeling krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 gemaakte bezwaar en het bij de voorzieningenrechter ingediende verzoek als hiervoor vermeld worden aangemerkt als een aanvulling van het bij de voorzitter ingediende verzoek.
3. Er is in hetgeen de vreemdeling aan het verzoek ten grondslag legt geen grond om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep zal worden vernietigd en dat niet van de rechtmatigheid van de uitzetting en de wijze waarop deze wordt geëffectueerd kan worden uitgegaan. Hoewel aan de vreemdeling is aangekondigd dat hij wordt uitgezet, ziet de voorzitter onder deze omstandigheden geen aanleiding om een voorziening, als verzocht, te treffen.
4. Het verzoek dient daarom als ongegrond te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N. Walcott Oliai, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter w.g. Walcott-Oliai
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2013
555.
Verzonden: 19 maart 2013
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser