ECLI:NL:RVS:2013:BZ4910
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- C.H.M. van Altena
- P. Klein
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake kentekenbewijs voor Landrover
In deze zaak heeft de Raad van State op 11 maart 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het hoger beroep van de RDW tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg. De RDW had op 15 december 2011 een aanvraag van de wederpartij om een Nederlands kentekenbewijs voor een Landrover afgewezen. De wederpartij, wonend te Breskens, maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de RDW verklaarde dit bezwaar op 1 maart 2012 ongegrond. De rechtbank Middelburg oordeelde op 13 december 2012 dat het beroep van de wederpartij gegrond was, vernietigde het besluit van de RDW en droeg de RDW op om een nieuw besluit te nemen.
De RDW ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en vroeg de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 28 februari 2013 werd het verzoek behandeld. De RDW betoogde dat de rechtbank had miskend dat zij geen voertuigidentificatienummer kon vaststellen volgens de Nederlandse wet- en regelgeving, en dat zij daarom niet kon voldoen aan de opdracht om een nieuw besluit te nemen. De rechtbank had het eerdere besluit van de RDW vernietigd op basis van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld. De voorzitter concludeerde dat de RDW niet gedwongen werd om een beslissing in strijd met de wet te nemen en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorziening. Het verzoek werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.