ECLI:NL:RVS:2013:918

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
201208928/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tegemoetkoming schade door woelratten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die op 31 juli 2012 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het Faunafonds had op 20 mei 2011 een verzoek van [appellant] om tegemoetkoming in schade, veroorzaakt door woelratten aan zijn appel- en perenbomen, afgewezen. Het Faunafonds verklaarde het bezwaar van [appellant] op 20 januari 2012 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het Faunafonds terecht geen tegemoetkoming verleende, omdat de schade door woelratten als een bedrijfsrisico wordt beschouwd.

Tijdens de zitting op 8 augustus 2013 heeft [appellant] betoogd dat de rechtbank niet heeft erkend dat de Rodenator, een apparaat voor het bestrijden van woelratten, niet kon worden gebruikt door de weersomstandigheden in het najaar van 2010. Hij voerde aan dat er geen ondergrondse sporen of gangen waren waargenomen door een hoog sneeuwdek. Daarnaast stelde hij dat er geen bewijs was dat er in het seizoen 2010-2011 een hoge populatie woelratten aanwezig was.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de omstandigheden die [appellant] aanvoert, geen bijzondere omstandigheden zijn als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de door [appellant] gestelde omstandigheden niet als zodanig konden worden aangemerkt, omdat het Faunafonds bij het opstellen van de beleidsregels rekening heeft gehouden met de schade die woelratten kunnen aanrichten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

201208928/1/A3.
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 31 juli 2012 in zaak nr. 12/386 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van het Faunafonds.
Procesverloop
Bij besluit van 20 mei 2011 heeft het Faunafonds een verzoek van [appellant] om tegemoetkoming in door woelratten veroorzaakte schade aan de bij hem in gebruik zijnde percelen met appel- en perenbomen, afgewezen.
Bij besluit van 20 januari 2012 heeft het Faunafonds het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het Faunafonds heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2013, waar [appellant] en het Faunafonds, vertegenwoordigd door mr. W. van Dijk, vergezeld door M. Remijnse, beiden werkzaam bij het Faunafonds, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 65, eerste lid, van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) worden bij algemene maatregel van bestuur beschermde inheemse diersoorten aangewezen, die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die:
a. in het gehele land schade aanrichten;
b. in delen van het land schade aanrichten.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, is er een Faunafonds dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Voglens artikel 9, aanhef en onder b, van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (hierna: de Regeling) wordt geen tegemoetkoming verleend indien de schade is aangericht door een beschermde inheemse diersoort, welke krachtens artikel 65 van de Ffw bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen als diersoort welke in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanricht en voor het verjagen en doden van die schadeveroorzakende diersoort een vrijstelling geldt.
2. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de door [appellant] aangevoerde omstandigheden die aan het gebruik van de Rodenator - een apparaat voor het bestrijden van woelratten - in de weg hebben gestaan bijzondere omstandigheden zijn als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), die maken dat de gevolgen van toepassing van de in artikel 9, aanhef en onder b, van de Regeling neergelegde beleidsregel onevenredig is in verhouding tot de met die beleidsregel te dienen doelen en die het Faunafonds nopen om van de beleidsregel af te wijken. De rechtbank heeft die vraag ontkennend beantwoord.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Rodenator niet kon worden gebruikt omdat geen ondergrondse sporen dan wel gangenstelsels zijn waargenomen omdat er in het najaar van 2010 vroege sneeuwval was en er een hoog sneeuwdek lag. De vroege sneeuwval benadrukt volgens [appellant] mede de bijzondere situatie. Voorts voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte het Faunafonds is gevolgd in het standpunt dat niet is gebleken dat in het seizoen 2010-2011 een bijzonder hoge populatie woelratten aanwezig was, nu over de relatie tussen de schade en het aantal aanwezige woelratten onderzoek ontbreekt en geen praktijkgegevens aanwezig zijn. Hoeveel woelratten in de winter aanwezig waren is volgens [appellant] niet duidelijk. Ten slotte heeft de rechtbank volgens [appellant] ten onrechte niet bij haar beoordeling betrokken dat er in het najaar mogelijk een sterke onzichtbare ondergrondse inloop van naar voedsel zoekende woelratten vanuit naastgelegen percelen is geweest, die door het sneeuwdek niet is geconstateerd.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 27 februari 2013 in zaak nr. 201100085/1/H1) moet het bij bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb gaan om omstandigheden waarmee bij de totstandkoming van het beleid geen rekening is gehouden en welke daarin om die reden niet zijn verdisconteerd.
Uitgangspunt van artikel 9, aanhef en onder b, van de Regeling is, dat geen tegemoetkoming wordt verleend in de door de woelrat veelvuldig aangerichte belangrijke schade omdat voor het verjagen en doden ervan een vrijstelling geldt. Voorts heeft het Faunafonds in het verweerschrift van 16 mei 2012 toegelicht dat het in de fruitteelt algemeen bekend is dat de woelrat belangrijke schade kan aanrichten aan fruitbomen. Jaarlijks accepteren fruittelers het verlies van een klein aantal bomen door de woelrat als bedrijfsrisico. Met name in de winter, wanneer weinig ander voedsel voorhanden is, zijn fruitbomen erg kwetsbaar voor schade door de woelrat, aldus het Faunafonds. Voorts stelt het Faunafonds dat het in 2005 heeft besloten om éénmalig een tegemoetkoming in de schade aan fruitbomen veroorzaakt door de woelrat te verlenen, omdat in dat jaar de populatieomvang uitzonderlijk was en er onduidelijkheid was over de schadebestrijding.
3.2. Uit de door het Faunafonds gegeven toelichting volgt dat bij het opstellen van artikel 9, aanhef en onder b, van de Regeling is betrokken dat de woelrat, ondanks dat het verjagen en doden ervan is toegestaan, met name in de winter veelvuldig schade aanricht aan fruitbomen en die schade als bedrijfsrisico voor rekening van de fruittelers komt. Dat de weersomstandigheden in combinatie met het gedrag van de woelrat en de bestrijdingsmogelijkheden van de Rodenator, wat daar verder ook van zij, met zich brachten dat de woelrat niet was te bestrijden, zijn geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb. De veranderlijkheid van het weer en de mogelijk onzichtbare inloop vanuit naastgelegen percelen omdat op de naastgelegen percelen geen voedsel meer aanwezig is, zijn omstandigheden waarmee blijkens de door het Faunafonds gegeven toelichting op de Regeling rekening is gehouden. De rechtbank heeft de door [appellant] gestelde omstandigheden daarom terecht niet aangemerkt als bijzondere omstandigheden naar aanleiding waarvan het Faunafonds van artikel 9, aanhef en onder b, van de Regeling had moeten afwijken. Dat het Faunafonds in 2005 in afwijking van die bepaling éénmalig aan fruittelers een tegemoetkoming in de schade heeft verleend, brengt voorts niet met zich dat de rechtbank tot het oordeel had moeten komen dat het Faunafonds in dit geval ten onrechte geen bijzondere omstandigheden heeft aangenomen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Beerse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013
382-671.