ECLI:NL:RVS:2013:834

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
201302924/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel na uitzetting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel. De aanvraag werd op 12 juli 2012 afgewezen. De vreemdeling had eerder een beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank Den Haag verklaarde dit beroep op 28 februari 2013 ongegrond. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 17 januari 2013 werd duidelijk dat de vreemdeling op 8 augustus 2012 naar zijn land van herkomst, Sri Lanka, was uitgezet. De gemachtigde van de vreemdeling kon geen informatie geven over de huidige situatie van de vreemdeling, aangezien er geen contact meer was geweest sinds de uitzetting. Dit leidde tot de conclusie dat de vreemdeling kennelijk geen prijs meer stelde op een inhoudelijke beoordeling van zijn rechtsmiddelen, omdat hij na zijn uitzetting geen contact met zijn gemachtigde had onderhouden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Daarom werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing werd op 15 augustus 2013 openbaar uitgesproken door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201302924/1/V1.
Datum uitspraak: 15 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 28 februari 2013 in zaak nr. 12/22423 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juli 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 28 februari 2013 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De vreemdeling heeft zich nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Volgens de aangevallen uitspraak is de vreemdeling op 8 augustus 2012 uitgezet naar zijn land van herkomst, Sri Lanka. Uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting bij de rechtbank op 17 januari 2013 blijkt dat de gemachtigde van de vreemdeling heeft verklaard dat haar niet bekend is hoe het met de vreemdeling gaat. Bij brief van 9 juli 2013 heeft de gemachtigde van de vreemdeling desgevraagd aan de Afdeling medegedeeld ook nadien geen contact met de vreemdeling meer te hebben gehad.
2. Onder verwijzing naar de uitspraak van 7 januari 2013 in zaak nr. 201112953/1/V3 overweegt de Afdeling dat de vreemdeling kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van de door hem tegen het besluit van 12 juli 2012 ingestelde rechtsmiddelen, nu hij na zijn uitzetting uit Nederland geen contact met zijn gemachtigde heeft onderhouden. Reeds hierom heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde hoger beroep.
3. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Wiel w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2013
412-787.